— 68 —
weging der aarde om hare as volkomen eenparig is, en, sedert de vroegste oudheid, niet de minste, voor ons bemerkbare, verandering heeft ondervonden. Het tijdvak, waarin de aarde elke harer omwentelingen volbrengt, is daarom, en omdat het uit zeer eenvoudige verschijnselen van den hemel kan worden afgeleid, bij uitstek geschikt om als eenheid voor het meten van den tijd te worden aangenomen. Van oudsher heeft het ook daartoe gediend, en daar het overeenstemt met het tijdvak, in hetwelk vaste punten van den hemel hunne vroegere standen met betrekking tot de aarde hernemen, heeft men het den naam van sterredag gegeven. Een vieren-twintigste gedeelte van dat tijdvak wordt een sterre-uur genoemd. Ieder van deze wordt in zestig minuten en elke minuut in zestig secunden verdeeld, en een tijdvak is volkomen bepaald, wanneer het in sterre-uren, minuten en secunden is uitgedrukt. Wil men echter ook het tijdstip, waarop eene gebeurtenis plaats heeft, kunnen uitdrukken, zoo moet men een tijdstip kiezen, tot hetwelk men alle andere herleidt, en dat door een verschijnsel des hemels wordt aangewezen, of overal uit de verschijnselen des hemels kan worden afgeleid. Men heeft daartoe het tijdstip gekozen, waarop een bepaald en kennelijk punt van den hemel, en wel het voorjaarsnachteveningspunt, door den meridiaan, d.i. door het zuiden gaat, aan de plaats waar men zich bevindt. De sterretijd van een bepaald oogenblik is alzoo het aantal sterre-uren, minuten en secunden, op dat oogenblik, sedert den laatsten doorgang van het voorjaarsnachteveningspunt door het zuiden, verloopen.
De telling van den tijd, uitgaande van het oogenblik, waarop de geheele hemel een' bepaalden stand met betrekking tot de aarde moet aannemen, en waarbij de tijd, waarin de aarde elke wenteling om hare as volbrengt, als eenheid dient, d.i. de telling van den tijd naar sterretijd, is wel de eenvoudigste die men zich kan voorstellen. Zij is sedert lang bij de sterrekundigen in gebruik en voor hen in vele gevallen de verkieslijkste; maar hoe eenvoudig en natuurlijk zij in zich zelve wezen moge, zij is volstrekt ongeschikt voor het maatschappelijk leven. De bedrijven van het maatschappelijk leven worden niet naar de standen en de schijnbare bewe-