Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/515

Deze pagina is gevalideerd

— 105 —

noemde wijze, soms vreemdsoortig verlengd, doch bij eenigen zijn de opper- en onderkaak onbewegelijk vastgegroeid; een verschil, dat door de zoölogen weder tot de bepaling van sommige familiën, geslachten en soorten is gebezigd. De lippen, en in het geheel de mond, vertoonen daarbij tevens eene groote verscheidenheid. Bij sommigen is de mond niet vooruitstekende, maar onderaan geplaatst, b.v. bij de haaijen, de steuren. Bij anderen bevindt de mondopening zich bovenwaarts gerigt, zooals men dit ziet bij den Uranoscopus. Vooral merkwaardig echter is de inrigting van dit deel bij eenige zuigvisschen, b.v. den lamprei. Zuigermond van Lamprei
petromyzon marinus.
(zuigermond van lamprei.)
Zij bewerken met den ringvormigen bek, gevormd als bij de ringwormen, een luchtledig. Cyclopterus lumpus
cyclopterus lumpus boven en
echeneis osteochirus (de Remora) onder.
Even als de bloedzuiger, kunnen zij zich daarmede vasthechten, en dit soms met betrekkelijk groote kracht. Zoo zag pennant eenen lamprei van 3 pond, opgeligt wordende, een' steen van 12 pond medenemen. Andere zuigvisschen zijn op andere ligchaamsplaatsen van overeenkomstige zuigtoestellen voorzien. Zoo kan de Cyclopterus lumpus zich met den buik vasthechten. Zoo bezit de zoogenaamde Remora, van de oudste tijden reeds befaamd om haar zuigvermogen, een eigen toestel daarvoor op den kop. Zij heeft een ovaal, dwarsgestreept kopschild, met verhevenen rand en za mentrekbaar middendeel. Bij het binnenwaarts trekken van dit laatste, ontstaat een luchtledig, op gelijke wijze als bij de tegenwoordig veel gebruikelijke gom-elastieke koppen. Oudtijds verhaalde men van deze visschen vreemdluidende zaken.