— 113 —
bekend is. Van dit dier wil men zelfs hebben waargenomen, dat één enkel in drie dagen een honderdtal vorens en andere kleinere visschen verslinden kan. "Hunne roofzucht," zegt cuvier, "maakt de onmetelijke waterplassen tot een onophoudeliik krijgtooneel." Behalve met hunne eigene stamgenooten voeden vele visschen zich met kuit, zoo van andere als van eigene geslachten en soorten. Het is hierdoor dat hunne te sterke toename in getal als van zelve wordt geregeld. Eene over-bevolking, door sommige staatshuishoudkundigen voor het menschdom gevreesd, is alzoo in het rijk der wateren moeijelijk denkbaar. Verder strekken hun onderscheidene insekten, veelvoeten, ring-, schaal- en schelp-dieren tot voedsel, en voor een groot deel gebruiken zij, inzonderheid in de zoete wateren, alleen deze of tevens allerlei plantaardige voortbrengselen, zout- en zoet-waterwieren, vele zaden en vruchten der oevergewassen, enz. Hoe vraatzuchtig ook, kan de visch onder sommige omstandigheden soms lang zonder voedsel blijven, en men wil voorbeelden hebben gezien, dat zij een jaar zonder dit hebben geleefd. Daar intusschen het water, waarin zij verkeerden, in dien tijd voorzeker herhaaldelijk is ververscht, zoo mag men aannemen, dat de daarin aanwezige organische deeltjes, afkomstig van ontbondene dieren en planten, uitwerpselen, afval als anderzins, door hen werden ingeslikt en dat zij alsdan daarop hebben geteerd. Velen azen zelfs bij voorkeur op grootere massa's van dergelijken aard. Ook kan soms het verminderd voedselgebruik voor eenigen tijd in verband hebben gestaan met eene soort van winter-slaap, aan welken zij onderhevig zijn. In het bijzonder heeft men dien bij het zeepaardje waargenomen, bij welken visch rusconi gedurende dien tijd de ademhalings-grootte afgenomen vond. Bij den karper komt zulk een slaap desgelijks voor. Zij graven alsdan tegen het koude jaargetijde meer of minder diepe gaten in den modder en houden zich daarin op, digt bij elkanderen geschoold. Slaapt de visch ook, even als andere dieren? Men vindt daaromtrent enkele bevestigende opgaven, voornamelijk omtrent slaap over dag. Doch dit is toch een ware zoogenaamde hazenslaap; te meer daar de meeste visschen, nagenoeg geene oogleden hebbende, het oog niet vermogen te sluiten. Bij sommigen kan die schijnbare