— 39 —
den diagonaal dier beide rigtingen a c voortgaan, en in den gegeven tijd juist het uiteinde des diagonaals, het punt c bereiken.
Deze algemeene wet is hier ten volle toepasselijk. Het is geene enkele kracht, maar het zijn twee krachten, in vermogen en rigting zeer verschillende, die de beweging der aarde om de zon bepalen. De eerste kracht is de aantrekking, welke het ligchaam der zon op de aarde uitoefent. Indien deze kracht alleen op de aarde inwerkte, dan zoude de aarde steeds in eene regte lijn en met toenemende snelheid tot de zon naderen, totdat zij eindelijk geheel op de zon nederviel. Deze kracht werkt dus in eene rigting, die naar het centrum of middelpunt der zon gekeerd is, en wordt daarom ook de centraalkracht genoemd. De andere kracht is die impulsie, die stoot, waardoor aan iedere planeet bij hare wording eene eigene, oorspronkelijke beweging is medegedeeld. Door deze kracht wordt dus de aarde aangedreven om in de eenmaal gegevene rigting desgelijks in eene regte lijn voort te gaan. Indien deze kracht de eenige ware, die op haar inwerkte, dan zoude zij sedert hare wording onafgebroken in die rigting zijn voortgegaan en zich steeds verder van de zon verwijderd hebben. Men noemt ze, omdat ze in den tangens of raaklijn van hare baan gerigt is, de tangentiaal- ook wel de centrifugaal of middelpuntschuwende kracht. De zamenwerking van deze twee krachten bepaalt de beweging der aarde.
Stellen wij, dat in fig. 5 c de zon en a de aarde aanwijst. Indien nu de kracht, waarmede de zon het ligchaam der aarde in de rigting a c aantrekt, het vermogen heeft om in een gegeven tijd de aarde uit a naar b te verplaatsen, terwijl de aarde door de haar gegevene impulsie, dat is door de tangentiaalkracht, in dienzelfden tijd van a tot d zoude voortgaan, dan zal zij, volgens de boven verklaarde wet, in den gegeven tijd door den diagonaal