— 121 —
von humboldt visschen in meren op de Andes, ter hoogte van ongeveer 4000 voeten; zoo bewoont de Eremophilus Mutisii de rivier Bogota, zelfs 8000 voeten boven de oppervlakte der zee, en ook cook maakte reeds gewag van palingen, die in een meer op een hoogen berg op Otaheite werden aangetroffen. De Amblyopsis spelaeus, de Argas sabalo en anderen, worden daarentegen in onderaardsche grotten en meren aangetroffen. Men leest omtrent de laatsten, dat zij soms bij duizenden te gelijk, met slijk en lava, uit eenen vuurspuwende berg in Quito (Zuid-Amerika) worden uitgeworpen. Eenigen leven alzoo in stilstaande wateren, zelfs in den modder of in het zand verborgen. Dit laatste gaat ook voor enkele zeevisschen door. De bekende zand-aal (Tobianus) houdt zich op onder het zand of in de klei aan de oevers der Noordzee. Hetzelfde doet het lançet-vischje (Amphioxis lanceolatus) in de Middelandsche zee; alsmede de Ammocoetes branchialis, in zoetwaterzand. In Zuid-Amerika leeft eene Doras-soort, die diep in den modder kruipt wanneer de poelen opdroogen, op gelijke wijze als zulks voor den Cobitis fossilis meer algemeen bekend was. Van deze feiten uitgaande, is het minder bevreemdend te vernemen, dat sommige visschen ook voor eenigen tijd buiten het water kunnen blijven leven. Zoo weet men algemeen, dat de aal bij gunstig weder,—vochtige koude,—lang op het drooge kan blijven leven en kruipen, en dit volgens plinius zelfs tot 6 dagen uithouden. Het is dus wel niet zonder reden, dat oken de alen-familie tot zijne "poissons reptiles" heeft gebragt. Ook is het bekend, dat karpers langen tijd levend kunnen worden bewaard, in kelders, wanneer men ze aan de rugvinnen ophangt, bedekt met mos, dat dikwijls moet worden begoten. Sommige soorten van Anabas kunnen insgelijks 4 tot 6 dagen buiten het water worden gehouden. Ofschoon gevangen in de plassen van Yazor, op een' afstand van 150 Eng. mijlen van Calcutta, brengt men ze daar ter stede meermalen levend ter markt. Het zijn ook deze visschen, waaronder er gevonden worden, die, zoo als het heet, over het land kunnen loopen,—of, met andere woorden, die zich buiten het water een eind wegs kunnen voortbewegen,—even als men dit in zekeren zin ook voor onzen paling, en zelfs voor den