— 41 —
de schuinsche zijde van den kegel.
Men verkrijgt dan eene kromme lijn, die alleen aan den top gebogen is, maar dan uitloopt in tweetakken, die zich gedurig verder van elkander verwijderen zoo als in fig. 8 bij de aan de zijde des kegels d b evenwijdige doorsneden e f, g h, i k te zien is. Men noemt deze kromme lijnen parabolen.—Brengt men nu die doorsneden lager aan dan de aan de zijde des kegels evenwijdige doorsneden, zoo als in fig. 9 wordt afgebeeld, waar de doorsneden e f, g h en i k zich beneden de parallelen e f', g h' en i k bevinden, dan verkrijgt men insgelijks aan den top gekromde lijnen, die in takken uitloopen, die tot in het oneindige voortgezet, zich steeds verder van elkander verwijderen. Deze kromme lijnen nu dragen den naam van hyperbolen.
Daar de beweging der aarde, gelijk wij boven hebben aangetoond, door de zamenwerking van twee verschillende krachten, de centraal- en tangentiaalkracht, bepaald wordt, zoo volgt daaruit reeds op wiskundige gronden, dat zij, even als elk ander planetenligchaam, zich van hare wording af in eene van die kromme lijnen moet bewegen: dat zij dus òf eenen cirkel, òf eene ellips òf eene parabool, òf eene hyperbool moet beschrijven. Elke andere gedaante van hare baan wordt op wiskundige gronden als onmogelijk erkend.