— 180 —
vindt men het bij den Gymnotus electricus.
TORPEDO RAJA.
(Sidder-rog).
Het fraaist gevormd bij de Torpedo s. Raja narke. Bij de laatste ziet men, onder de huid, ter weerszijde van het ligchaam, aan de voorste helft daarvan, eene reeks van regtstandig geplaatste vliezige kokers, zich van den rug naar den buik uitstrekkende. Deze kokers zijn min of meer duidelijk zeshoekig, staan op zichzelven, en zijn inwendig met dwarse vliezige tusschenschotten voorzien. Zij zijn gevuld en worden omgeven met een geleiachtig vocht. Op de wanden dezer kokers of zuilen verspreiden zich bloedvaten. Op de tusschenschotten loopen fijne zenuwuitbreidingen uit, afkomstig van het ruggemerg, van den dwalenden zenuw of anderen.
Electrisch toestel van TORPEDO RAJA (2 malen vergroot).
(Pacini).
Bij den sidderrog heeft men gevonden, dat de stroom van den rug naar den buik gaat, terwijl bij den sidderaal, waar de toestellen in de lengte-rigting gelegen zijn, de stroom zich van den kop naar den staart begeeft. Slechts weinige visschen zijn er die, dit vermogen bezitten,—zeer vele daarentegen, welke gevaarlijke steken kunnen toebrengen. Onder velen bepaal ik mij tot een drietal voorbeelden. Eerstens, tot den ook in ons land bekenden, zoogenaamden "pieterman" of Trachinus draco. Zijne rugstekels en kieuwdeksels kunnen diepe wonden slaan. Men wil daarop koudvuur hebben zien volgen, zelfs met verlies van de hand.
TRACHINUS VIPERA S. DRACO (de "Pieterman.")
Deze visch mag daarom, te regt, in Frankrijk niet worden aan de markt gebragt, dan na van zijne gevaarlijke stekels te zijn ontdaan. Bij ons let men daarop volstrekt niet, waarvan ik