Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/605

Deze pagina is gevalideerd

— 195 —

geven. Het zal hiertoe echter noodzakelijk zijn, dat ik u eenige kennis mededeel, die ik niet als algemeen verspreid mag aannemen en zonder welke elke poging tot verheldering zoude mislukken.

De rigting waarin het licht zich door de ruimte verbreidt, en welke eene volmaakt regte lijn is, noemt men lichtstraal. Uithoofde van den verren afstand der zon, kunnen wij gerust aannemen, dat bij het van haar komende licht die stralen alle evenwijdig zijn, vooral voor de kleine afstanden waarop wij ze in onze nabijheid beschouwen. Door elke opening derhalve dringen een ontelbaar aantal evenwijdige lichtstralen. Zulke vereeniging van lichtstralen noemt men naar de grootte der doorsnede een lichtpenseel of lichtbundel. Een lichtbundel, onmiddelijk van de zon door de ruimte tot ons oog komende, geeft ons geenen indruk van eenige kleur; een wit ligchaam door hem bestraald schijnt ons wit toe.

Lichtbundel op prisma

Laten wij echter zoodanigen lichtbundel op een prisma, van een of ander niet gekleurde doorschijnende stof, b.v. glas vallen, dan zal die lichtbundel zeer dikwijls, (al of niet naar het prisma en den hoek van invalling) niet meer als wit, maar als gekleurd licht, als een breedere bundel uit het prisma te voorschijn treden, terwijl daarbij de lichtbundel van den regten weg is afgeleid. Zeven hoofdtinten, rood, oranje, geel, groen, blaauw, indigo, violet biedt de gebroken