Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/628

Deze pagina is gevalideerd

— 218 —

worden bezien, omdat door het gewone daglicht het geheele papier zwart werd, waardoor de figuur verdween. Zijne pogingen bleven dus zonder gevolg, even als die van andere geleerden, welke hetzelfde doel trachtten te bereiken. Gelukkiger slaagde in zeker opzigt een vrederegter in Frankrijk, bayard genaamd, die zijne persiken photographisch wist te merken. Deze man had de gewoonte van zijnen goeden vrienden eenige zijner fraaije perziken ten geschenke te geven, en was, om ze als 't ware van een certificaat van oorsprong te voorzien, op de gedachte gekomen, om op de grootste zijner geurige perziken een papier te hechten, waarin hij kunstig zijn' naam had uitgesneden. De zonnestraal kon de huid der perziken slechts op de uitgesneden letters treffen, en na verloop van eenige dagen prijkten de perzikken, na wegname van het papier, met sierlijke karmozijnroode letters op een' gelen achtergrond. Zijn zoon paste deze manier verder toe op eene soort van roodgekleurd papier, waarop hij de zonnestralen volgens bepaalde omtrekken liet inwerken, waardoor hij geene onaardige afbeeldingen verkreeg. Later beproefde hij, op raad van eenen vriend, papier met chloorzilver bestreken daarvoor in de plaats te stellen, en hiermede verkreeg hij, in de maand Februarij 1839, vrij goede lichtteekeningen.

Aan eenen anderen Franschman, daguerre genaamd, komt echter de eer toe van het eerst eene volkomene manier tot het vervaardigen en bewaren van lichtbeelden ontdekt te hebben. Deze man, reeds vroeger gunstig bekend als decoratie-schilder bij verschillende schouwburgen te Parijs, en als uitvinder van het zoogenaamde diorama, geraakte toevallig in kennis met een gepensionneerd officier joseph niepce genaamd, die zich sedert 1813 met de verbetering van de steendrukkunst bezig had gehouden, en het denkbeeld had opgevat, om op metaalplaten de afteekening van eene prent of ander voorwerp over te brengen door de inwerking van het licht op het zoogenaamd Jodenpek. Daartoe bedekte hij eene met zilver bekleede koperplaat met eene dunne laag jodenpek, en stelde ze daarna in de donkere kamer, ter plaatse van het matte glas, aan de inwerking der lichtstralen bloot. Na verloop van eenige uren werd de plaat in een mengsel van naphta en lavendelolie gedompeld, waar-