— 268 —
ligchaam met veelkleurige figuren, zoo beschildert zich de Indiaan van den Orinoco met de roode kleurstof uit de Bignonia.
Schoon die kleurenzin bij natuurmenschen en kinderen zich het sterkst moge voordoen, ook bij den beschaafden, denkenden mensch openbaart hij zich. In zijne kleederen, in zijne woning en vooral in zijne zucht voor bloemen zien wij de bewijzen, dat het aanschouwen der kleuren hem een genot is,—ja zelfs de waarborgen, dat zijne natuur nog niet geheel ontaard is door het werktuigelijke van zijn dagelijksch bedrijf in de maatschappij, in één woord dat er in zijn gemoed nog iets dichterlijks is overgebleven.
Waar echter het verstand niet langs den weg des onderzoeks in het wezen der natuur tracht door te dringen, om na te gaan, door welke oorzaken zij zulk een invloed heeft op ons gemoed, daar schept de fantasie zichzelve die oorzaken, hult ze in een waas van geheimzinnigheid en wil overal in de natuur hare eigene beelden en symbolen erkennen. Dit zien wij bij het kind en den onbeschaafden mensch.
Bij volken, waar de beschaving stilstaat of belemmerd wordt, is het beschouwen der natuur en dus ook der kleuren het meest in de symboliek gehuld. Het geel is voor de Chinezen eene heilige kleur, gelijk het groen voor den volger van mahomed. De meisjes in Griekenland voorspellen zich uit de kleur der bloem, die het lot haar toebedeelt, de hoedanigheid van hare aanstaande minnaars. Eene roode bloem beteekent een' braven, en een witte een' jongen minnaar, terwijl eene gele bloem een' weduwnaar voorspelt. Als de ridder in de middeneeuwen voor zijne liefste ten strijde toog, kleedde hij zich in het rood; keerde hij overwinnend weder, dan waren rood, groen en violet de kleuren, waarmede hij zijne zegepraal reeds van verre aankondigde.
Maar dan, wanneer de mensch het wezen boven den schijn leert waarderen; als de werkelijkheid van achter den geheimzinnigen sluijer der symboliek te voorschijn treedt, als het verstand heerscht over het blinde gevoel, als wij van kinderen mannen worden, dan is de natuur ons niet meer eene bron des bijgeloofs, maar eene schatkamer van waarheid; dan verkrijgen wij een zuiver inzigt in