Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/679

Deze pagina is gevalideerd

— 269 —

die liefelijke melodie, door welke de planten het meest en het spoedigst tot ons gemoed spreken.

Als de muziek zwijgt en het verstand zijne regten herneemt, vraagt de mensch zichzelven af: welke magtige hand de verborgene snaren in zijn gemoed zoo treffend heeft aangeroerd? Hoe kan de vereenigde werking van verschillende klanken zulk een invloed op mij hebben? Van waar die magt der muziek over mijn' geest, die mij de wereld en de werkelijkheid doet vergeten? Wat is haar wezen? Deze vragen leiden tot onderzoek, onderzoek leidt tot wetenschap; het kinderlijke genieten maakt plaats voor eene verstandige beschouwing, en de indruk beheerscht ons niet meer, maar is ons onderworpen: het kind wordt man.

Hem, die liever kind wil blijven, die den sluijer niet wil opheffen, uit vreeze, dat met het geheimzinnige ook de poëzie zijns levens zal ondergaan, hem noodig ik uit om te oordeelen, of er achter dien sluijer niet eene edeler, verhevener, mannelijker poëzie des levens verborgen ligt, en om mij te volgen in de geschiedenis van de melodie der planten.

Maar is het woord melodie, dat alleen ten opzigte der muziek gebezigd wordt, hier niet al te willekeurig gekozen? Kan de afwisseling der kleuren in de planten eene melodie genoemd worden? Is er overeenkomst tusschen het gezang van den nachtegaal en het schitteren eener bloem? tusschen de opeenvolgende toonen als een welluidend geheel en de in de ruimte gelijktijdig zigtbare kleuren? tusschen geluid en licht?

Een blik in het wezen der kleuren, voornamelijk zooals zij ons in het plantenrijk verschijnen, moge deze vragen beantwoorden.

Zweven wij in gedachten tot de uiterste einden der bewoonde aarde. Waar de korte zomer aan de barre, eentoonige poolstreken eenige afwisseling schenkt, daar ontwikkelt zich een geringe, doodsche, onaanzienlijke plantengroei. Lage struiken en vale dennen beschaduwen eenige tusschen de smeltende sneeuw schaars ontluikende Saxifraga's en andere nederige plantjes, die zich met moeite een' doortogt banen door den harden grond. Kleine bloemen vertoonen zich hier en daar, doch zij verlevendigen geenszins de