Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/697

Deze pagina is gevalideerd

— 287 —

In deze theorie leidde men alle kleurstoffen in de planten van wijzigingen in het bladgroen af.

Deze verdeeling, hoe vernuftig uitgedacht, is echter geenszins van algemeene wettigheid. Wij zien toch dikwijls de blaauwe en gele kleuren in één geslacht, in ééne soort, ja in ééne bloem bij elkander: Voor het eerste zij het Aconitum- en Linum-geslacht, voor het tweede de Hyacinthus orientalis, voor het derde de Iris en het Vergeet-mij-niet een voorbeeld. Kan de verdeeling in eene xanthische en cyanische reeks dus geen algemeene regel voor het gekleurd zijn der planten worden, zeker blijft het toch, dat sommige soorten en geslachten geel en rood in hare bloemen vertoonen, en geen blaauw, andere daarentegen blaauw en rood, doch geen geel, en in zooverre is de blaauwe Dahlia een steen der wijzen in de horticultuur.

Zoo wordt de Dahlia eene dichterlijke bloem, want ook in haar streeft de mensch naar het onbereikbare, het geheimzinnige. Maar het is niet alleen om het blaauwe ideaal, dat de Dahlia's voor ons eenige poëzie bezitten, hare veelkleurige bloemen herinneren aan den snellen loop des jaars en brengen ons het afscheid van den zomer, om ons in te leiden in den tijd, wanneer de bloemen allengs plaats maken voor de vruchten.

Wanneer het meerendeel der bloemen zijne melodie voleindigd heeft, dan zijn het de bladeren, die bij hun aanstaand vertrek die melodie in den herfst door hunne bonte kleuren voortzetten. Door de eerste nachtvorsten worden hunne cellen ongeschikt om hare gewone verrigtingen te blijven vervullen; het bladgroen, alleen aan zichzelf overgelaten, kan als kleurstof niet langer stand houden en ondergaat eene chemische verandering. Onder den invloed van het zonlicht verbleekt het, neemt eene gele kleur aan, verandert van zamenstelling en heet dan xanthophyl of bladgeel; van daar de gele kleur, die de bladeren van den Esch, de Linde, den Vlierboom in den herfst verkrijgen. Bij sommige bladeren echter neemt het bladgroen eene roode of bruinroode kleur aan en verandert dan tot bladrood (Erythrophyl). De Beuken en Berberissen en de Wijnstok zijn ons hiervan voorbeelden. Bovendien zijn er nog vele