Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/71

Deze pagina is gevalideerd

— 57 —

als de aarde om hare as wentelt. Zij volbrengt die beweging in ruim 25 dagen. Maar nu is het reeds op zich zelven ondenkbaar, dat een ligchaam, hetwelk uit kracht van eene hem van den beginne af medegedeelde beweging, zich om zijne as wentelt, des niet te min onveranderlijk op dezelfde plaats zoude blijven. De omwenteling der zon om hare as sluit in zich, dat zij zich ook moet voortbewegen in de ruimte.

Deze gedachte werd het eerst duidelijk uitgesproken door bradley in 1748 en naderhand door de beroemdste sterrekundigen bevestigd. William herschell berekende reeds in 1783 uit eene menigte zeer naauwkeurige waarnemingen het punt aan den hemel, op hetwelk die beweging der zon gerigt is. Men scheen in het eerst de uitkomsten van herschell's onderzoekingen te betwijfelen. Maar argelander in 1837 en na hem lunddahl en struve zijn op het door herschell ingeslagen spoor voortgegaan en nagenoeg tot hetzelfde resultaat gekomen. Zij gingen echter nog eene schrede verder, en berekenden ook de snelheid waarmede de zon hare reis door de scheppingsruimte voortzet. Uit de laatste onderzoekingen van struve is gebleken, dat de zon zich voortbeweegt naar een punt des hemels, gelegen in het sterrebeeld van Hercules. Dit punt bevindt zich tusschen de sterren π en μ in het genoemde sterrebeeld, op 259°,4 R.O. en 33°,2 A.N. Zij doorloopt in die rigting jaarlijks eene ruimte van nagenoeg 30 millioenen G. M.

Onze zon behoort derhalve tot de vaste sterren en heeft even als deze eene eigene beweging. Alhoewel tot hiertoe alleen de rigting, welke de zon in die beweging volgt, met eenige zekerheid kan worden aangewezen, zoo moeten wij echter niet denken, dat zij zich in eene regte lijn voortbeweegt. Het lijdt wel geen twijfel, dat zij zich met het om haar zwevende planetenstelsel, misschien wel in vereeniging met eene geheele sterrengroep, rondom één gemeenschappelijk zwaartepunt in eene elliptische baan beweegt. Als de waarneming van den stand der zon, in betrekking tot de haar naastgelegene sterrengroepen zich over een aanmerkelijk gedeelte van hare baan zal uitstrekken, zal men eerst met wiskundige zekerheid het brandpunt kunnen aanwijzen van de verbazend groote ellips,