— 376 —
jaren was het hem ten laatste gelukt dezen wilde van Aveyron, of victor, zoo als hij nu genoemd werd, zijnen blik te leeren bepalen, kleuren en vormen te doen onderscheiden, de beteekenis van sommige woorden te doen begrijpen, zich zindelijk te houden en over 't algemeen zich uiterlijk eenigermate als een beschaafd mensch te gedragen.
Toen itard zoo ver gekomen was (1807) ontving hij de onverdeelde erkentelijkheid der regering en van het Instituut voor zijne pogingen, maar de belangstelling van het publiek in het daarbij betrokken voorwerp was reeds lang verdwenen, en het geheele voorval scheen te zullen worden verzwolgen in den onoverzienbaren stroom van nieuwe dingen, die zich week aan week, of dag op dag in de gunst van het Parijsche publiek verdringen, toen omstreeks vijf-en-twintig jaren later een man optrad, die de beteekenis van de hier verkregen ervaring inzag. Die man was seguin, welke, zonder zich met geneeskunde in 't algemeen bezig te houden, bij itard en esquirol gestudeerd, en zijn leven aan de behandeling van krankzinnigen had toegewijd. Dat de dusgenoemde wilde een idioot geweest was, begreep hij volkomen; dat hij desniettemin in 't algemeen over zijne spierbeweging meester was geweest, scheen min of meer aan de oefening te moeten worden toegeschreven, die zijn wild leven had medegebragt. Dat hij onder itard's leiding ook zijne zintuigen met vrijheid had leeren gebruiken en door pleging en goede behandeling gewend was geworden aan reinheid en orde, was voor seguin een blijk, dat zulks ook bij idioten in 't algemeen kon bereikt worden. Hij vergeleek nu den toestand, waarin de idioot verkeerde, toen hij onder de behandeling van itard kwam, met dien, waartoe de idiote kinderen veroordeeld zijn in de krankzinnigen-gestichten in Parijs, gevoed en verzorgd voor hunne nooddruft, maar voor 't overige aan zich zelven overgelaten, zonder opvoeding, zonder ander voorbeeld voor oogen, dan dat van andere idioten of waanzinnigen, en de gedachte rees bij hem op, dat misschien al deze ongelukkigen met hunne wilde gebaren, hun dom gegrijns of gebrul, hunne onreinheid en terugstootend voorkomen, door eene andere verpleging, door andere opvoeding en, met andere voorbeelden voor oogen, even ordentlijke, even