Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/789

Deze pagina is gevalideerd

— 379 —

schen zal geplaatst zijn. Wanneer ondertusschen het gelaat en de blik zoo wel bij den idioot als bij den verstandigen, vooral in kinderlijken leeftijd, een spiegel is van den inwendigen toestand der ziel, dan moet elk, die slechts idioten in een krankzinnigenhuis of elders, waar hun geen afzonderlijke opvoeding ten deel valt, gezien heeft, reeds bij den eersten blik in het gesticht van saegert de overtuiging erlangen, dat deze bedenking ongegrond is. In plaats van de wilde gebaren en het dierlijk grijnzen, hetwelk dikwerf vertwijfeling schijnt uit te drukken, of het stompzinnig voorkomen, dat van een aanzijn zonder vreugde getuigt, komt ons hier weldra, bijkans algemeen, eene kinderlijke eenvoudigheid te gemoet, dikwerf, vooral waar verschillende kinderen met elkander zich bewegen, met een glimlach, die inwendige vergenoegdheid aanduidt. Hoe zulk een verblijdend resultaat verkregen kon worden, zal de meer ervarene gemakkelijk inzien. Zelfs in de diepste idiotie heeft het individu een gevoel van de meer liefderijke of liefdelooze behandeling, de opmerkzaamheid of de onverschilligheid, die het ondervindt. Lagchen of weenen, eene tevreden rust of droevig stilzijn, worden daardoor ook in het gelaat van den idioot voortgebragt. De oorzaak van het verschil, 't geen zich in de gebaren en bewegingen tusschen de kweekelingen van Dr. saegert en de gewone, aan zich zelven overgelaten idioten, openbaart, moet—men ziet zulks gemakkelijk in—gezocht worden in den werkelijk verschillenden geest, die in de behandeling dezer kinderen in die twee gevallen doorstraalt. "Alles geschiedt bij ons met goedheid, één enkel hard woord kan het werk van weken en maanden bederven," zeide Dr. saegert, zich tot Prof. eschricht wendende, terwijl een kleine idioot zich in zijne tegenwoordigheid tegen de orde bezondigde, en daarna met liefderijke woorden en op de zachtzinnigste wijze teregt werd gebragt. Weet men eenmaal, dat de idioot misschien nooit geheel onkundig is omtrent zijnen toestand, dat hij zoo goed als elk ander kind behoefte gevoelt aan eene liefderijke en zorgvuldige behandeling, en weet men daarbij, dat de opvoeding van den idioot niet kan, maar moet geschieden onder eene onafgebrokene zachte en vriendelijke opmerkzaamheid (eene ervaring,

25