Pagina:Album der Natuur 1854 en 1855.djvu/804

Deze pagina is gevalideerd

— 394 —

is uitgedoofd, maar blaast nog dikke rookwolken en zwavelvlammetjes uit. Hierbij moet ik opmerken, dat wij den ganschen avond het groote voorregt hadden gehad, den wind van ons af te hebben: wij waren echter nu iets ter zijde afgedraaid. De voorste was tot drie stappen genaderd, toen zijne vurige hoogheid, verbolgen over zulk eene vermetelheid, plotseling een wervelwind van smook op ons afzond, die ons dreigde te doen stikken; er waren eenige sekonden van angstige stilte, waarbij allen strompelden en rondtastten en één vrij onzacht naar beneden tuimelde; gelukkig kwamen wij met den schrik vrij; hij die het digtst genaderd was had het benaauwd gehad: in zulk een smook is voorleden jaar een Duitsch geleerde gestikt, die wat al te grondige observatie's in den krater wilde nemen.

Iedereen weet, dat men sneller een berg af dan op gaat, vooral met Siciliaansche paarden, die twee uur gerust hebben. Eer wij het vermoedden rolde het rijtuig over het Largo del Palazzo; wij stegen uit, om voor het laatst, maar niet voor het minst, het verheven schouwspel hier uit de verte te bewonderen. Allen, die Napels in de maand Mei bezocht hebben, weten, hoevele uren zij op Santa Lucia hebben gesleten al starende en starende: die geheimzinnige vlammen daarboven hadden eene magische aantrekkingskracht, het was als de blik der Undine, als het zingen van de Lorelei; en hadden vermoeidheid en pligtbesef ons niet losgescheurd van de plaats waaraan wij stonden vastgenageld, van ons ware welligt geschreven wat van den armen toggenburg staat vermeld:

Und so sasz er eine Leiche
Eines Morgens da,
Nach [dem Berge] noch das bleiche
Kalte Antlitz sah.

Den 1sten Mei is de uitbarsting begonnen, den 12den is zij tot staan gekomen in de vlakte, den 28sten was er nog vuur boven, maar kon men toch als geëindigd beschouwen, wat ik geneigd zou zijn liever eene uitstorting dan eene uitbarsting te noemen.

 

Florence, 2 Junij 1855.