— 8 —
schappen door klimaat als anderzins geene sprake zijn kan. Laat ons de bewijzen voor deze laatste stellingen nagaan.
Uit de onderzoekingen van thierry en edwards blijkt, dat het oude Gallie reeds 1500 jaren voor Christus bezet was door ten minste twee wél van elkander onderscheidene volksstammen, tot de eerste waarvan de Aquitaniërs behoorden, die met de Iberiërs verwant waren, terwijl de andere de eigenlijke Kelten of Gallen en de Belgen omvatte. Deze stammen zijn nog heden in de verschillende gewesten, die zij volgens de berigten der oude schrijvers bewoonden, duidelijk te onderscheiden, en er bestaat geene reden om te betwijfelen, dat zij vroeger dezelfde physische kenmerken zullen hebben bezeten, die zij thans aanbieden.—Wat Italië aangaat, zoo heerscht nog in Rome, niettegenstaande al de vreemde elementen door vreemde volken ingevoerd, de oude Romeinsche gelaatsvorm, die in zijne zuiverste uitdrukking kan worden bestudeerd op de busten en standbeelden der eerste Romeinsche keizers, die allen afstammelingen waren van oude Romeinsche en Sabijnsche familiën. Nott verhaalt bij deze gelegenheid het volgend voorval. "Eenige maanden geleden," zegt hij, "kwam een matroos bij mij, om zijn' ontwrichten arm te doen zetten. Toen hij zich had uitgekleed en voor mij stond, liepen zijne Romeinsche gelaatstrekken zoo in het oog, verbonden met zulk eene buitengewone ontwikkeling van beenderen en spieren, dat mij dadelijk het beau idéal van een' Romeinschen soldaat te binnen schoot. De man sprak echter Engelsch zonder eenig vreemd accent, en diende ook reeds sedert twintig jaren op Amerikaansche schepen. Toch kon ik niet nalaten hem te vragen, waar hij geboren was. Het antwoord was: "in Rome, mijnheer!"
Van dezen gelaatsvorm verschilt de Etruscische, waarvan onder anderen het borstbeeld van dante en de portretten van vele der medici goede voorbeelden geven. Maar deze gelaatsvorm is dezelfde als die, welke in die oorden van Frankrijk heerscht, waar vroeger de oude Cimbren woonden. Nu weten wij echter, dat in zeer oude tijden Noord-Italië door Galliërs van den Cimbrischen stam bewoond werd. Een uitnemend bewijs derhalve voor het blijvende der eigenaardige