Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/200

Deze pagina is gevalideerd

— 188 —

zij toch geene verklaring geeft van de beweging der hoogliggende secundaire gletschers, noch van die der poolgewesten, daar deze op hunne basis zijn vastgevroren.

Scheuchzer, de onvermoeide onderzoeker van den Zwitserschen bodem, gaf als oorzaak der beweging de uitzetting van het water bij de bevriezing op. Het water, meende hij, dat van de met ijs bedekte bergen en rotsen afvloeit, moet, wanneer het in de barsten en openingen van het ijs zich verzamelt en hierin bevriest, eene grootere ruimte innemen; daardoor dringt het naar alle zijden het ijs weg, en zal derhalve met het ijs ook zand, steenen enz. voorwaarts drijven. Charpentier en agassiz hebben dit denkbeeld verder doorgevoerd; zij verklaren uit dit verschijnsel ook de uitwerping van vreemde ligchamen. Hiertegen heeft men hoofdzakelijk de bedenking opgeworpen, dat de vermeerdering van volume der haarspleten op die wijze slechts 18 of 19 harer ruimte kan bedragen, en dat na eenige herhalingen de verandering onmerkbaar klein zal moeten worden, met andere woorden, dat de geheele gletscher eene zeer digte massa zou uitmaken. Hierbij komt, dat elke moleculaire uitzetting, hetzij die door warmte, door opslorping van vochten of een inwendig bevriezen plaats grijpe, bij eene rondom vrij liggende massa, naar alle zijden zich openbaart, en van de plaats, waar het zwaarte-punt ligt, als van een vast, onbeweeglijk punt uitgaat, en bij eene, aan den eenen kant tegengehoudene massa naar het vrije einde zich voortplant. Beschouwt men nu de firngrenzen als het vaste steunpunt van den gletschertong, dan zal, zonder op de wrijving acht te slaan, van de firn tot aan het einde toe, de snelheid der voortschuiving moeten toenemen; en wanneer men de wrijving over de geheele lengte in rekening brengt, zou de gletscher zich naar boven ook moeten uitzetten, iets, dat bij de zorgvuldigste waarneming niet is gebleken. Eindelijk is het bevriezen van het water in den gletscher ook aan zeer veel twijfel onderworpen. Saussure ontkent die inwendige ijswording.

Op deze wijze zoude men kunnen voortgaan met de theoriën van hugi, rendu, forbes, hopkins, schlagintweit enz. te ontwikkelen; ik zou daardoor een waas van geleerdheid over dit opstel