Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/266

Deze pagina is gevalideerd

— 254 —

tot de Natuur en eenig duidelijk inzigt erlangt in het wezen van het Licht, dat zich zoo zeer aan alle nader onderzoek scheen te zullen onttrekken. Ik gaf de voorkeur aan een onderwerp uit de leer der golvingen en bijzonder aan het hier behandelde, boven elektriciteit, galvanisme en meer anderen, om de beknoptere wijze, waarop de proeven kunnen worden in het werk gesteld en om de hoogere ontwikkeling van de leer van het licht, die mij veroorloofde het hoe en waarom van vele zaken te geven en eene stelliger wetenschap te verbreiden. Ik werd verlokt door de schoonheid van het geheel en door de hoop op belangstelling, die ik voor dezen tak der wetenschap wilde opwekken, en bij de uitvoering heb ik getracht, zooveel in mij was, voor allen te schrijven.

Mogt men meer omtrent deze diffractie-verschijnselen willen weten, men ruste zich dan toe met eene belangrijke mate van wiskundige kennis; dan zal men tot de voornaamste bron kunnen opklimmen. Prof. schwerd te Spiers gaf namelijk in 1835 eene beroemd geworden verhandeling in het licht, waarin zoowel theoretisch als proefondervindelijk eene menigte schermpjes worden behandeld; zijne geheele theorie is eene schoone toepassing der beginselen van fresnel; op het proefondervindelijk terrein was vóór schwerd alleen nog door herschel iets van dezen aard gedaan, toen hij eene driehoekige opening voor zijnen kijker plaatste. Schwerd verwierf zich teregt door dit werk eene algemeene beroemdheid; want de eenvoudigheid der toestellen en de betrekkelijk eenvoudige alles omvattende wijze van behandeling, beiden maken evenzeer aanspraak op de meest onbeperkte bewondering; hij leverde als het ware een afgewerkt geheel, waar fresnel de eerste en ware grondslagen had gelegd.

Behalve deze diffractie-verschijnselen behoort nog eene onafzienbare reeks van verschijnselen te huis in het groote hoofdstuk der interferentie van het licht: de gekleurde ringen van newton, de kleuren der zeepbellen, de kleuren van dunne vliesjes, het kleurenspel van het paarlmoer, de kleur der lucht, het avondrood, het zoogenaamde iriseren van verschillende oppervlakten, ten deele ook de kleuren van vlinders; dit alles zouden wij hier nog nader kunnen beschouwen, dit alles zou nog kunnen pleiten voor de stelling: licht gevoegd bij licht geeft duisternis.