— 280 —
van eene ongestoorde rust. Nimmer is deze onderscheiding aan den beuk ten deel gevallen, en eene vergelijking van beide boomen zal dit ligtelijk regtvaardigen.
Maar deze voorrang van den eik moet den beuk geenszins in onze achting doen dalen, want in dezen worden de berekeningen der wetenschap niet verijdeld en bespot; integendeel, de mensch herkent in zijnen bouw zichzelven, en voelt zich bij het onderzoek naar zijne ontwikkeling meer op vasten bodem. Tot in de kleinste takjes kan hij in den beuk eene vaste wet nagaan, die van hem als 't ware uitgaande, tevens de wet is, waarnaar al onze boomen, behalve de eik, zich ontwikkelen. Kan de beuk dus nooit het beeld van eene bovenzinnelijke wereld zijn, zooveel te meer is hij te vergelijken met den mensch, maar dan ook met den krachtvol ontwikkelden, idealen mensch, terwijl de eik meer het genie vertegenwoordigt.
Het architectonische der vormen van den beuk vinden wij, eenigzins boersch en alledaagsch nagevolgd, terug bij den Olm of IJp.
Fig. 5. olm Is de beuk van hoogen adel, de olm is een burgerman, die in zijne navolging van hoogere standen wel eens eene ongelukkige vertooning maakt, en wiens dagelijksch leven zelden door hooger gloed wordt bezield. In mathematische juistheid van ontwikkeling is de olm nog naauwgezetter dan de beuk. Vooral in de jonge stammetjes kan men duidelijk het trapswijze langer worden der zijtakken van onder tot boven, en den regelmatigen pluimvorm waarnemen. Zijne met kleine scheuren doorkliefde schors ontneemt hem veel van het forsche, strenge, dat den beuk karakteriseert, maar geeft hem tevens eene minder edele uitdrukking, bijna iets gemeens. Zijne bladeren missen den glans van het beukenblad