— 296 —
in de nabijheid gelegen nest te slepen. Den volgenden dag vond ik den kever dood in zijne doos, de rupsen gezond en levendig; hij had derhalve niet meer gegeten. Aan de indruksels op den buik en de gebrokene plaatsen der pooten vertoonden zich etterachtige uitzweetingen; deze, niet de zoo korte gevangenschap in zijne ruime en luchtige gevangenis, hadden aan zijn jong leven een eind gemaakt; hij had het in den kamp, waarbij hij welligt zijne eerste sporen verdiend had, als gepantserd ridder tegen een ongewapenden vijand, verloren.
Aan het venster van mijne kamer, digt bij mijn lessenaar, hield ik eene huisspin (Aranea domestica L.), ten einde te onderzoeken, of men werkelijk uit haar doen en laten eene weêrsverandering vooruit kan zien. Zij was groot en dik, daar het haar aan voedsel niet ontbrak; doch in de twee jaren, gedurende welke ik haar waarnam, heeft zij mij slechts eene zeer geringe meening van hare gave om het weêr te voorspellen doen opvatten, daar ik slechts in eenige gevallen, wanneer later hevige onweders volgden, vooraf eene zekere onrust bij haar bemerkte. Eens vloog door het geopende venster eene tamelijk groote aardwesp (Vespa vulgaris L.) in de kamer, en verwarde zich eindelijk in het net der spin. Dadelijk kwam de spin uit hare buisvormige woning, bewoog zich rondom de wesp, doch trok zich, de grootte en sterkte van den vijand waarnemende, snel tot aan de achterste uitgang van hare woning terug, om in geval van nood door de achterdeur te ontkomen, even als ook zeer dikwijls listige menschen zich eene achterdeur open houden. Nadat de wesp lang te vergeefs getracht had zich van hare banden te bevrijden, en het sterke, stoffige net door hevig schuddende bewegingen stuk te trekken, werd zij oogenschijnlijk vermoeid en hield zich geheel stil. Dadelijk rukte de spin met tusschenpoozen voorwaarts; daar de wesp zich echter nog altijd niet meer bewoog, viel zij nu zonder omwegen op haar aan en begon haar uit te zuigen; maar in hetzelfde oogenblik kromde de wesp, die door hare pogingen tot bevrijding het achterlijf vrij gekregen had, het einde daarvan naar het lijf der spin, en stootte de doodende stekellans daarin. Beide strijders maakten nog eenige