— 317 —
Men zoude kunnen vragen, of er niet nog andere zoogdieren zijn, die hunnen staart tot tasten kunnen gebruiken. Met zekerheid kan ik daarop geen antwoord geven; maar het vermoeden ligt voor de hand, dat zulke dieren, wier staart geheel of gedeeltelijk onbehaard is, daarin genoegzaam tastgevoel zullen bezitten, om daarmede hun nut te doen. Zoo b.v., schijnt zulks geenszins onaannemelijk voor de Ratten, die, in tegenstelling met vele andere dieren, welke, even als zij, bij voorkeur op donkere onderaardsche plaatsen hun verblijf houden, van lange staarten voorzien zijn, waaraan nagenoeg geene haren voorkomen. De zaak zoude trouwens gemakkelijk genoeg door onderzoek uit te maken zijn. Dat de ratten zeer goed weten, dat zij zulk een aanhangsel bezitten en daarvan zelfs een vrij listig gebruik weten te maken, schijnt te blijken uit het volgende voorval, dat in een achtingswaardig wetenschappelijk tijdschrift (froriep's
Not. Bd. XI S. 867) is medegedeeld. "Een kistje met eenige flesschen olijfolie stond in eene provisiekamer, die zelden geopend werd, en de deksel was daarvan afgenomen. Toen men op die kamer kwam, om eene dezer flesschen te halen, waren de stevige blaas en de draad, waarmede de flesschen toegebonden waren geweest, verdwenen en tevens een aanmerkelijk gedeelte van den inhoud der flesschen. Daar deze omstandigheid zonderling toescheen, werden eenige flesschen met olie gevuld en hunne openingen even zoo gesloten als vroeger. Den volgenden morgen was weder een gedeelte der olie verdwenen. Nu gaf men acht, en wel door middel van een klein venstertje, dat op de kamer uitzag, en men bemerkte eenige ratten, die in de kist klauterden en hunne staarten in de flesschen staken, die zij er dan weder uittrokken, en waarvan zij de daaraan hangende olie aflikten." Dit geval herinnert aan een ander, waarvan de Fransche reiziger laborde (zie boitard, Jardin des plantes p. 286) gewag maakt. In Suriname en Brazilië leeft eene soort van Buideldier, dat zich bij voorkeur met krabben en kreeften voedt en daarom Didelphys cancrivora heet. Volgens genoemden reiziger nu, zoude dit dier, ten einde deze schaaldieren meester te worden, zijn staart steken in de gaten, waarin hij de aanwezigheid van een krab vermoedt. Deze laatste, zelf een roofdier zijnde, ziet den