— 328 —
veer een palm lengte, gelijk op de hieronderstaande afbeelding (Fig. 25) te zien is. Hij beschrijft dezen man: "als mager, doch gespierd en sterk. Zijne huid was zwart, gebronsd, glinsterend, zacht en fluweelachtig, zijne voeten lang en plat; zijne armen en beenen schenen zwak maar waren toch goed gespierd; de ribben konden gemakkelijk geteld worden. Zijn gelaat was terugstootend van leelijkheid ten gevolge van den geweldig grooten mond, welks lippen zeer dik waren. Hij was vlug en vaardig in zijne bewegingen. Zijn staart was even buigzaam als die van een Aap. Zijn aard was goedig, en zijne getrouwheid aan zijnen meester bestand tegen elke beproeving.
Fig. 25. Niam-niam. Alleenlijk werd hij van tijd tot tijd door eenen onweêrstaanbaren trek aangegrepen, namelijk dien naar raauw vleesch. Zijn meester, die hiermede bekend was, gaf hem dan ook tweemaal 's weeks een groot stuk raauw schapenvleesch, hetwelk hij met graagte verslond. Hij zeide dat, indien men hem dit onthield, hij niet voor zich zelven kon instaan, en welligt op kleine kinderen zou aanvallen, om aan zijne woedende begeerte te voldoen."
Ziedaar derhalve een ooggetuige, die beweert het corpus delicti met eigen oogen aanschouwd te hebben. Zullen wij hem geloof