Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/351

Deze pagina is gevalideerd

— 339 —

ruwe opgaven, omtrent de plaatsen waar eene komeet zich op bepaalde tijden, met betrekking tot de sterren, had vertoond, die hier en daar werden aangetroffen, konden naauwelijks den naam van waarnemingen dragen, en men behoefde geen newton te zijn om te begrijpen, dat het onmogelijk was daaruit tot de volledige kennis van de loopbaan eener komeet, in hare volle uitgestrektheid, op te klimmen. Alleen de grootte, gedaante en ligging van het gedeelte der loopbaan, dat de komeet in de nabijheid van de zon en de aarde had afgelegd, liet zich met eenige naauwkeurigheid bepalen, en, kon newton voor de lengte van de loopbaan toch geene andere uitkomst verkrijgen, dan dat zij betrekkelijk zeer groot moest wezen, dan kon hij, zonder der naauwkeurigheid iets van beteekenis te kort te doen, de oplossing van het evengenoemd vraagstuk zeer aanmerkelijk vereenvoudigen en binnen zijn bereik brengen, door die lengte, reeds vooraf, als oneindig groot te beschouwen. Newton nam daarom aan, dat elke komeet zich om de zon beweegt in eene kromme lijn, die als eene ellips met eene oneindige lengte beschouwd kan worden, namelijk in eene parabola. Door die veronderstelling werd de oplossing van het vraagstuk veel verligt en de berekening veel bekort, en zij kon aan de naauwkeurigheid der uitkomst weinig afbreuk doen, zoo men slechts het gedeelte der loopbaan wilde bepalen, dat in de nabijheid van de zon en de aarde gelegen is, daar dat gedeelte een top is der loopbaan, en tusschen de toppen van eene parabola en eene zeer langwerpige ellips naauwelijks eenig verschil bestaat. Zelfs nu wordt, bij de bepaling van de loopbaan eener komeet, in de meeste gevallen, niets gewonnen, wanneer men die loopbaan niet vooruit als eene parabola wil beschouwen en de berekening volbrengt naar de strenge oplossing van het vraagstuk, door gauss gegeven.

Door de veronderstelling, die newton zich moest veroorloven, bleef hem juist de voornaamste grootheid onbekend, die men bij eene komeet moet wenschen bepaald te zien, en die ook in het naauwste verband staat met hetgeen hij eigenlijk zoekt. Newton wilde voor iedereen bewijzen, dat de kometen geene luchtverschijnselen zijn, die verrijzen om onheilen aan te kondigen, maar zeer