— 347 —
zijn geweest, als die welke zich in het jaar 1585 vertoonde. De komeet van het jaar 1264 heeft daarna tot vele onderzoekingen aanleiding gegeven, voor onze tegenwoordige beschouwing van groot gewigt. Dunthorne vond namelijk, in het jaar 1751, in eene openlijke bibliotheek te Cambridge, een oud astrologisch handschrift, waarin vijf verhandelingen over kometen voorkwamen, van verschillende schrijvers herkomstig. Eene dezer verhandelingen had tot opschrift: Tractatus fratris Aegidii de cometis, en bevatte, onder een aantal astrologische dwaasheden, eenige opgaven omtrent de schijnbare beweging, die de komeet van het jaar 1264 had aangenomen. Dunthorne waagde het uit de korte opgaven, die in dat werk worden aangetroffen, de loopbaan dier komeet door berekening te bepalen en verkreeg de verrassende uitkomst, dat zij veel overeenkomst had met die, welke halley voor de komeet van het jaar 1556 had gevonden. Het kwam dunthorne daarom waarschijnlijk voor, dat de kometen van de jaren 1264 en 1556 hetzelfde ligchaam zijn geweest, dat zich in 292 jaren om de zon beweegt, en omstreeks het jaar 1848 andermaal voor de aarde zoude verschijnen, en dit was de eerste aanleiding tot de verwachting omtrent de verschijning eener komeet, die wij nog steeds koesteren, ofschoon het jaar 1848 reeds sedert lang is voorbijgegaan. Struyck kwam op de komeet van het jaar 1264 terug in zijn: Vervolg van de beschrijving der staartsterren, dat in het jaar 1753 werd uitgegeven. Hij erkende de juistheid der gevolgtrekking, die dunthorne uit zijne berekening had afgeleid, en verklaarde, dat zijn vroeger vermoeden, omtrent de overeenstemming van die komeet met de komeet van het jaar 1585, verworpen moest worden, maar hij toonde tevens aan, dat, onder de talrijke korte en onvolledige opgaven omtrent de komeet van het jaar 1264, veel tegenstrijdigs en ongerijmds werd aangetroffen. Deze omstandigheid, verbonden met de waarschuwing van halley, om in zijne bepaling van de loopbaan der komeet van het jaar 1556 niet te veel vertrouwen te stellen, maakte het nog vrij gewaagd, uit de geringe overeenstemming, die men tusschen de, ten ruwste bepaalde, loopbanen dier kometen had bespeurd, tot de overeenstemming dier ligchamen zelve te besluiten.