— 362 —
keur te verdienen, en beider onderlinge vergelijking kon in elk geval een denkbeeld geven van de meerdere of mindere naauwkeurigheid, waarmede zij waren bepaald geworden. De kleine wijziging van de ten grondslag gestelde grootheden gaf eene wijziging van twee volle jaren in den berekenden omloopstijd, en uitgaande van de loopbaan door hind verkregen, vond de heer bomme, dat de komeet reeds op den 2den Augustus van het jaar 1858 tot haren kortsten afstand van de zon zal wederkeeren. Mogt men nu kunnen aannemen, dat de loopbaan zekerlijk vallen moet tusschen de bepalingen voor haar door halley en hind verkregen, dan zoude men ook kunnen besluiten, dat de tijd van de wederverschijning der komeet tusschen Augustus 1858 en Augustus 1860 vallen moet, maar, naar mijn inzien, bestaat voor die veronderstelling volstrekt geen grond. Ik heb geene redenen om de loopbaan door hind verkregen voor veel naauwkeuriger dan die van halley te houden, en volstrekt niet wetende in welken zin hare fouten vallen, acht ik het zeer mogelijk, dat de wederverschijning der komeet ons spoedig zal verrassen, maar even mogelijk, dat zij nog drie of vier jaren zal vertoeven.
Hoe treffend de uitkomsten mogen zijn door den heer bomme verkregen, is het niettemin eene bedroevende opmerking, dat de tijd van de wederverschijning der komeet, ook in de veronderstelling dat die eenmaal werkelijk moet aanbreken, en in weerwil van den geweldigen arbeid, door den heer bomme voor zijne juiste bepaling ondernomen, nog zoo onzeker blijven moest. Die onzekerheid zoude niet of naauwelijks bestaan, indien de kometen van de jaren 1264 en 1556 even zoo naauwkeurig waren waargenomen als de komeet van halley, toen hare hernieuwde verschijningen op zoo stelligen toon werden aangekondigd, maar nu ging hare opheffing alle menschelijke krachten te boven. De vermindering van die onzekerheid tot op haar kleinst mogelijk bedrag, waardoor vele raadsels en valsche geruchten konden worden voorgekomen, moest wel algemeen als eene taak worden beschouwd, aan welke de tegenwoordige wetenschap zich niet onttrekken mogt; maar alle sterrekundigen van beroep werden van het ondernemen dier taak,