— 364 —
slagen gegeven, die men reeds voor eene eeuw vruchteloos heeft gezocht en waarop alle onderzoekingen, haar betreffende, hadden behooren te rusten. Hind had wel, in zijne verhandeling, verklaard dat de overeenstemming der kometen van de jaren 1264 en 1556 als hoogstwaarschijnlijk beschouwd moest worden, maar hij scheen daaromtrent toch niet volkomen gerust te zijn en vooral gekweld te worden door het denkbeeld, dat de oorspronkelijke waarnemingen van paul fabricius, van wie men zoo veel had verwacht, geheel schenen te zijn verloren gegaan. Het was bekend dat fabricius eene beschrijving van zijne waarnemingen, met een kaartje, den schijnbaren loop der komeet van het jaar 1556 voorstellende, had uitgegeven, en daar men kon vermoeden dat in Oostenrijk, hier of daar, nog wel een afdruk van het een of ander zoude schuilen, verzocht hind, voor ruim twee jaren, den sterrekundige littrow te Weenen daaromtrent de noodige nasporingen in het werk te stellen. Toen littrow zich daartoe reeds gedurende een' langen tijd vruchteloos veel moeite had getroost, nam hij ten laatste zijne toevlugt tot eene uitnoodiging in de dagbladen, en dit had het gelukkig gevolg, dat hij meester werd van drie afdrukken dier beschrijving, waarvan elke tot eene bijzondere uitgave van dat stuk behoorde. De afdruk eener Hoogduitsche uitgave, die den vorm had van een plakkaat in groot folio, werd in een boekdeel met keizerlijke patenten, in eene openlijke bibliotheek te Weenen, gevonden. De afdruk van eene veel meer volledige Latijnsche uitgave, insgelijks in groot folio formaat, werd, door zijn eigenaar, den heer f. rolth te Augsburg, ten gebruike aangeboden. De afdruk van nog eene Hoogduitsche uitgave, in quarto formaat, berustte in eene openlijke bibliotheek te Wolfenbüttel. De ontdekking van die stukken was van groot gewigt, omdat zij onvergelijkelijk juister opgaven inhielden, dan die pingré aan het kleine kaartje, bij lycosthenes voorkomende, had kunnen ontleenen; maar de pogingen van littrow hadden eene nog veel belangrijker ontdekking ten gevolge. Op zijne uitnoodiging in de dagbladen, bezorgde hem de heer bethmann te Wolfenbüttel een boek uit de openlijke bibliotheek dier plaats, voorspellingen voor het jaar 1557 van zekeren joachim heller bevattende, en waarin eene volstrekt onbekende,