Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/447

Deze pagina is gevalideerd
25
IETS OVER DEN PIETERMAN

of daar zijne geledigde eijerschalen aan een draadje aan den zolder zien hangen en de prachtige dekvederen zijner vleugels op de tooisels der grooten bewonderd; men weet te verhalen van zijn snellen gang, men vertelt in vollen ernst dat dit beest bovenmate dom is en, in gevaar zijnde, den kop in de struiken verbergt om zijne vervolgers niet meer te zien, dat hij ijzer verslindt en dus geen' smaak heeft, en dergelijke fabels meer; doch die dit vertelt is ten eenenmale onbekend met een' inlandschen vogel, met den kievit; slechts dit weet hij, dat kievitseijeren eene lekkernij zijn; maar dat dit beestje eene geheel andere wijze van vliegen dan zijne gewone heeft, wanneer het zijn nest te zamen stelt, eene andere als het eijeren gelegd heeft, eene andere als de jongen op het punt zijn om uit de eijerschaal te komen; dat de kievit gewoonlijk slechts vier eijeren legt, maar dat men, door alle dagen een ei uit het nest te nemen, dit getal tot 12 à 16 kan opvoeren, en dat men door dit middel de opbrengst der kievitseijeren in eene provincie van ons land (Friesland) in sommige jaren tot ƒ 80,000 heeft zien stijgen, zie van dit alles weet hij niets, ofschoon honderde kievitten in het voorjaar boven zijn hoofd zwaaijen en tuimelen, en de struisvogel bij hem wel degelijk tot de rarae aves behoort.

Wie kent niet den walvisch, wie las niet met belangstelling beschrijvingen van die togten naar zeeën met ontzaggelijke ijsblokken en ijsvelden, die nimmer smelten; wie is onbekend met de verhalen van ontberingen en moeijelijkheden van elken aard, in die gure en onherbergzame gewesten ondervonden door hen, die uitvoeren om dat zeegedrocht te vangen; wie weet niet dat de walvisch geen visch is, en zijne jongen zoogt, dat hij geen roofdier is en zijn voedsel hem geene moeite kost, daarbij zijne wijde kaken slechts behoeft te ontsluiten om honderde weekdiertjes (de Clio borealis) te verslinden? Wie heeft niet geduizeld op de gedachte aan de diepte der noordelijke en zuidelijke poolzeeën, die zulk een ontzaggelijk ligchaam veroorlooft met verbazende snelheid en kracht naar beneden te duiken zonder zich te bersten te stooten op den rotsgrond der zee? Maar hoe weinigen zijn er die zoo uitvoerig kunnen spreken over honderde visschen en zeedieren, die dagelijks onder onze oogen komen, waarvan onze zeeën vol zijn of die jaarlijks onze kusten bezoeken!