Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/463

Deze pagina is gevalideerd
41
WIER VERSCHIJNING MEN THANS VERWACHT.

zich in een dier maanhuizen heeft opgehouden. Buitendien strekt elk maanhuis zich uit van de eene pool tot de andere, en al verneemt men dat de komeet zich in een zeer smal maanhuis ophield, zoo weet men nog niet hoe ver zij van eene der polen verwijderd was, hetgeen men echter buitendien had moeten vermelden, om de plaats, waar de komeet zich vertoonde, volledig uit te drukken. Het eene maanhuis was veel ligter te herkennen dan het andere en daarbij was het in het ééne geval veel ligter dan in het andere, met zekerheid het maanhuis aan te wijzen, waarin de komeet zich vertoonde. Deze omstandigheden, met de verschillende breedten van de maanhuizen vereenigd, hebben ten gevolge, dat niet aan alle opgaven dezelfde waarde kan worden toegekend. Een naauwkeurig onderzoek heeft geleerd dat zelfs twee van het zestal opgaven geheel verworpen moesten worden. Eene dier opgaven, herkomstig van de noordelijke Dynastie en de plaats der komeet op den 25sten Julij betreffende, strijdt tegen eene gelijktijdige opgave van de zuidelijke Dynastie en de meest geloofwaardige berigten uit Europa. Eene andere opgave, van de zuidelijke Dynastie herkomstig, betreffende de plaats der komeet op den 30sten Julij, is met het geheel der overige opgaven op geenerlei wijze te rijmen. Eene opgave daarentegen, voor den 16den Augustus, scheen veel vertrouwen te verdienen en vooral moest aan die voor den 18den Augustus eene bijzondere waarde worden toegekend, omdat uitdrukkelijk wordt vermeld, dat de komeet zich dien dag juiste in het midden van het maanhuis Tsan vertoonde. Buiten deze Chinesche opgaven bezit men de vroeger vermelde, vrij naauwkeurige, van thierry de vaucouleurs voor den 26sten Julij, en een aantal ruwere berigten uit Europa, die bij een nader onderzoek omtrent de komeet van het jaar 1264 moeten worden in aanmerking genomen.

Om te kunnen beoordeelen of de kometen van de jaren 1264 en 1556 hetzelfde ligchaam zijn geweest, was het van belang door berekening te beslissen, of eene komeet met eene loopbaan, zoo als die der komeet van het jaar 1556, de schijnbare plaatsen en bewegingen der komeet van het jaar 1264 kan hebben aangenomen. De berekening heeft in dit opzigt eene ontkennende uitkomst opgeleverd. Had de komeet van het jaar 1264 eene loopbaan gehad,