II
Het verdere gebruik door de spinnen van hare draden gemaakt is vrij veelvuldig. Overal waar zij gaan, houden zij zich daarmede stevig bevestigd. Wanneer ze daar langs niet regtstreeks in de hoogte kunnen klimmen, doen zij het soms op eene middellijke wijze, vooral om tegen gladde voorwerpen te klouteren. Ik heb dit zelf nog nimmer waargenomen, maar men zegt, dat zij dan telken reize, door het achterlijf omhoog tegen den wand te zetten, een vast punt of sport weten te maken, waar langs ze eindelijk naar boven geraken. Zij wikkelen niet alleen hare prooi in het spinsel, maar bekleeden ook daarmede hare eijeren, terwijl in hare cocons meer dan ééne soort van rag wordt gevonden. Deze laatste, de cocons, zijn in het algemeen bolvormig of plat eirond. Alleen bij sommige soorten vindt men ze hoekig, ook peer- en zelfs stervormig. Meestal zeer zacht en fijn, zijn er onder de laatsten, die eene buiten-laag bezitten, zoo vast als perkament.
Niet alleen zijn deze bewaarplaatsen voor hare eijeren merkwaardig, maar ook dikwijls de eigene vorm der woningen, in welke zij zich zelve beveiligen. Zoo bestaan er spinne -nesten, in den vorm van eene lange beurs, waarvan het eene einde in den grond, het andere daar buiten ligt. Andere vertoonen den bouw der bekende hangende wespen-nesten. Het klokvormig en met lucht gevulde