den voet van het Hermongebergte aangevangen, tot aan de Roode zee doorloopt. Een weinig beneden het meer el-Huleh (de wateren Merom) bij de Jakobsbrug heeft zij nog dezelfde hoogte als de waterspiegel der Middellandsche zee; maar weldra zinkt zij al meer en meer en dringt dieper in de aardkorst. Reeds daar, waar zich in deze dalvlakte het waterbekken der Galilesche zee vormt, is zij 623 Par. voeten beneden het vlak der Middellandsche zee gezonken. In het noordelijk gedeelte der Doode zee heeft zij hare grootste diepte bereikt, vandaar verheft zich de bodem weder en rijst door het zuiderdeel der zee, de daaraan palende kust van het zoogenoemde zoutdal en de Wadi-el-Arabah langzaam glooijend omhoog, tot dat ze op 30° N. breedte hare hoogste hoogte bereikt en van daar weder zachtkens afwaarts helt tot aan den vlakken oever der Roode zee.
V.
Wat uit de natuurlijke gesteldheid en de historische overlevering met opzigt tot de geschiedenis der Doode zee met waarschijnlijkheid kan worden opgemaakt.
Wat wij tot hiertoe aangaande de physische, geologische en geographische gesteldheid van de Doode zee hebben bijgebragt, zal ons de overtuiging hebben gegeven, dat zij ongetwijfeld eene van de merkwaardigste plekken is, die de oppervlakte onzer aarde ons ter beschouwing kan aanbieden. Deze plek heeft ongetwijfeld groote en geweldige omwentelingen ondergaan, waarvan zij nog de lidteekenen aan zich draagt, waarvan zij nog getuigenis geeft in de zonderlinge en zeldzame verschijnselen, die ze den beschouwer aanbiedt. Wij kunnen dus een grondig onderzoek van de Doode zee niet met eene bloote beschrijving van de in- en om haar voorkomende verschijnselen voleindigd houden. Dit mogen wij nog daarom te minder, omdat de historische overlevering de herinnering van eene vreeselijke omkeering en verwoesting aan deze plek heeft verbonden. Wij mogen ons dus niet ontslagen achten van het onderzoek, wat wij zoowel uit de natuurlijke gesteldheid, als uit de historische