geweest om de Egyptische delta te vormen; maar deze berekening daargelaten, houden wij ons thans slechts aan de daadzaak, dat de eerste sliblagen in Egypte op den bodem der zee zijn afgezet. Wat de tweede vraag betreft, of de Nijl-delta zich thans nog in zee uitbreidt, hierop kunnen wij geen zoo sterk bevestigend antwoord geven. Er zijn namelijk bijzondere omstandigheden noodig, om zulk eene uitbreiding van een delta in zee mogelijk te maken. Terwijl toch een delta in een zoet-water-meer zich vrijelijk kan vergrooten, zoo als wij bij de Aar-delta in het Brienzer meer aantoonden, zoo heeft dit niet gelijkelijk bij de rivieren plaats, die in zee uitmonden; zij moeten hare wateren daartoe in eene rustige zee uitstorten, of door duinen beveiligd zijn.
De Amazonen-stroom, de koningin van de rivieren der aarde, die, door de hooge Andesbergen en de onmetelijke vochtige natuurwouden van Zuid-Amerika gedrenkt, hare onafzienbare wateren door eene landstreek van duizend uren lengte voortrolt, vormt geen delta aan haar reusachtige monden. De groote strooming in den oceaan, die van de Afrikaansche langs de Zuid-Amerikaansche kusten zich naar de golf van Mexico voortbeweegt, verhindert daar de vorming van duinen, en maakt het ontstaan van eene delta onmogelijk. Het rivierwater vloeit over het zwaardere zeewater heen, tot verre in den oceaan, zoodat Sabine op een afstand van vijftig Duitsche mijlen van den mond van den Amazonen-stroom een stroom van zoet water aantrof, met slib beladen en eene dikte van 126 voeten bezittende. Zoo wordt dan de geheele slib-massa van den Amazonenstroom in de zee weggevoerd, om zich deels in de rigting van de groote strooming van den oceaan, ver van den mond der rivier, langs de Zuid-Amerikaansche kusten af te zetten, deels in onbekende diepten te verzinken.
Hoewel de Middellandsche zee niet zulke sterke stroomingen vertoont als de Atlantische oceaan aan de Zuid-Amerikaansche kusten, en de werking van eb en vloed daar zelfs bijna onmerkbaar is, zoo zoude de vorming van de Nijl-delta welligt toch niet in zulk eene uitgestrektheid hebben plaats gegrepen, wanneer de natuur in den duinketen geen natuurlijken dam had daargesteld, die de afzetting van de sliblagen daarbinnen rustig kon doen voortgaan. Het ontstaan