— 45 —
noorden van Fahlun de rijweg zich oplost in de enge voetpaden, die naar het woeste Jamtland en Herjedalen voeren, dan kan hij westwaarts door het wildrijke Wermtland wederom naar de groote meeren afdalen. Welligt, indien hij met de hengelroede in de hand de boorden bezocht der Dal-Elf, bekruipt hem ook de lust de echo's van het Tio-mil-skog (tien-mijlen-woud) te wekken door het schot zijner jagtbuks. Niet ten onregte voert het bosch dien naam, want geen ellendig dorp, zelfs geen enkel huis verlevendigt het eentoonige van den donkeren weg, die onder het hooge geboomte loopt. Reusachtige dennenstammen, hier en daar door den berk afgewisseld, hebben hunne wortels diep in den gebroken granietbodem bevestigd, of verheffen zich van den top der erratische blokken, die op den verbrijzelden bodem liggen als stomme getuigen der vreesselijke omwentelingen, die dit gedeelte van Europa in het voorhistorische tijdvak onderging. De diepe spleten van den grond, met mos begroeid, bieden een verraderlijk pad aan, waar de jager zich niet zonder de grootste behoedzaamheid op waagt, terwijl de boomen zóó digt naast elkander gegroeid zijn, dat men naauwelijks veertig schreden vóór zich uit kan zien. Alleen daar, waar een boschbrand geweest is, ontstond eene vlakte vol verkoolde spookachtige stammen, die na weinig jaren weder plaats maken voor jonge spruiten.
In deze streek vonden wij op eenen avond, toen wij reikhalzend naar een nachtverblijf uitzagen, op eene kleine vlakte een kampement opgeslagen, dat uit een paar hutten en eene tent bestond, waarop de Engelsche vlag wapperde. De uitgezonden skutsbonde (postillon) kwam terug met het berigt, dat een Engelsch reiziger zich met eenige Finnen daar op de jagt bevond. Spoedig reed de ligte britschka daarheen, en toen de paarden ondergebragt en de jagers bij het vuur in vertrouwlijk gesprek waren gewikkeld, leerden wij in sir godfrey webster, officier bij de marine, een jager en edelman kennen in den waren zin van het woord.
Eenige weken na onze eerste ontmoeting, vonden wij elkander in Gothenburg terug bij het ziekbed van zijnen landsman james lloyd, den beroemden Noordschen beerenjager. Hij was aan het leger gekluisterd door eene ernstige hoofdwonde, hem kort te vo-