Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/591

Deze pagina is gevalideerd
135
DE MONDEN DER RIVIEREN.

van den Rijn liepen langs Utrecht, deels het bed van den Ouden Rijn naar Leiden, deels de rigting van de Vecht naar Muiden volgende. Geheel Noord-Holland was eene aanschakeling van veenen en meeren; de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche eilanden hadden eene andere gedaante, de duinketen was nog meer zeewaarts gelegen dan thans, en de zee was tijdens de ebbe uit de delta verbannen. Maar wanneer de vloed opkwam, vooral wanneer een noordwesterstorm dien vergezelde, dan werd het zeewater met kracht in de delta gestuwd; zee en rivieren vloeiden in onmetelijke uitgestrektheid over de landen heen, en wie daar veilig wilde wonen, die moest zich in de hooge zandstreken terugtrekken of zijne woningen op de kunstmatige hoogten, de terpen, opslaan.

De rivieren, die veelvuldig buiten hare oevers traden, zetten haar slib in breede zoomen langs haren weg af. Niet alleen zien wij op onze kaart de rivierklei in den hoogeren loop der rivieren over de veenen vaak met den vloedgrond heen uitgespreid, maar ook in de delta zelf werden de veenen met rivierklei overdekt, zoo als langs den Hollandschen IJssel, de Vecht, den krommen Rijn en andere voormalige of thans nog bestaande rivierarmen. Zoo vinden wij dan onze veenen langs de boorden van de delta, zoowel bij de duinketen als aan de binnenzijde nabij de vloedvorming, op zand rustende, terwijl zij midden in de delta, vooral in de provincie Holland, op klei zijn afgezet. Rivierklei bedekt hen langs de boorden der rivieren en beken, terwijl ook op die plaatsen, waar de zee de gevormde veenlanden later overdekte, de uit zee bezonken klei daarover is uitgespreid. Dit heeft in de Zuiderzee, langs de Noordelijke kusten van ons land en op de Zeeuwsche eilanden plaats gehad, waar wij de derrievelden vaak op merkelijke diepte onder den grond aantreffen. Eindelijk treffen wij de veenen ook door duinzand bedekt aan, daar de duinketen, door den wind al meer en meer landwaarts in gedreven, de plaatsen van vroegere veenvorming overdekte.

Na dezen algemeenen blik op de geschiedenis van onzen bodem en den plantengroei van den voortijd, blijft ons nog eene beschouwing over van de omstandigheden, die eene vernieling van een gedeelte van onzen bodem kunnen veroorzaakt hebben.