Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/595

Deze pagina is gevalideerd
139
DE MONDEN DER RIVIEREN.

misschien reeds tijdens de vorming van onze delta werkzaam was, zoo komt het gegronde bezwaar bij ons op, hoe onder eene voortgaande daling van den gevormden bodem ons land ooit die uitbreiding heeft kunnen bezitten, die het in oude dagen deelachtig was?

Denken wij ons, om dit bezwaar op te lossen, terug in den tijd, toen Midden-Europa nog in den natuurstaat verkeerde, en de nijvere hand des menschen de gedaante des aardrijks nog niet veranderd had. Toen bedekten wijd uitgestrekte wouden de toppen der bergen en heuvelen, die van Rijn en Maas in duizende beken hunne wateren afzonden. Wouden vermeerderen den waterrijkdom der bronnen en beken, zooals voorbeelden geleerd hebben. Onder de vele waarnemingen daaromtrent vermelden wij alleen die van v. humboldt en boussingault nopens het dal van Aragua in de Zuid-Amerikaansche provincie Venezuela. Rondom door bergen en heuvelen omgeven ligt daar het schoone Tacariguameer, dat de wateren der omringende hoogten ontvangt zonder dat daarvan iets kan afvloeijen, terwijl alleen de verdamping de watermassa het meer binnen zekere grenzen houdt. Toen humboldt omstreeks het begin van deze eeuw het meer bezocht, waren de bewoners niet weinig bezorgd wegens de uitdrooging, die het meer sedert dertig jaren te gemoet ging; hij vond deze bezorgdheid niet ongegrond en stellige bewijzen voor eenen steeds afnemenden waterstand voorhanden. Hij schreef die uitdrooging aan het ontginnen van groote woudstreken toe, want in de laatste tijden had de aanbouw van suikerriet, indigo, enz. daar eene groote uitbreiding verkregen en was de bevolking in aantal zeer toegenomen. Maar zware staatkundige ongevallen bezochten later het land; de opstand tegen Spanje, een strijd op leven en dood, vernielde de vreedzame bevolking van Aragua; de plantagiën werden verlaten, en onder den tropischen hemel werden de verlaten akkers snel door de woudvegetatie weder ingenomen. Vijf-en-twintig jaren na v. humboldt's verblijf aldaar bezocht boussingault deze streken, en in stede van eene afneming van den waterspiegel was het nu eene rijzing van de oppervlakte van het meer, die de bewoners met zorg vervulde. Wat de verklaring van dit verschijnsel aangaat, zoo moet zij vooral daarin gezocht worden, dat de