— 49 —
de grootste stilte, in eenen grooten kring rondom het spoor, tot dat zij op de plek terugkomen, vanwaar zij aanvingen; zorgende van tijd tot tijd een teeken aan boom of gesteente te maken om de plaats in het voorjaar terug te kunnen vinden. Zij nemen de meeste voorzorg in acht om het dier, dat binnen den cirkel besloten ligt, niet te storen, daar het alsdan op nieuw over stok en steen zijnen loop naar het noorden voortzetten zou, en hen welligt nog eene dagreize verder van hunne woonplaats de wildernis in zou voeren. Wel overtuigd, dat het beerenspoor het spoor der schieën nergens doorsnijdt, laten zij het dier vooreerst in rust, en keeren huiswaarts.
Deze vermoeijende en gevaarlijke togt heet in de jagertaal: den beer omringen (ringar björen). Volgens de oude noordsche jagtwet behoort het dier den jager in eigendom die dit werk verrigtte, en niemand zal den aldus omringden beer verstoren. Dikwerf verkoopen de spoorzoekers den beerenhuid, althans het regt den beer in het voorjaar te dooden, aan moediger of avontuurlijker jagers. Hieruit volgt dat: "de beerenhuid verkoopen voor dat hij geschoten is," eene gewone jagtspeculatie is, die in het noorden jaarlijks geschiedt.
Ten einde aan het eigenaardige van dien togt niets ontbreke, meen ik den lezer schuldig te zijn de schie te beschrijven. Wanneer de aanhoudende en digte sneeuw, die den aanvang van den Zweedschen winter kenmerkt, eenige voeten hoog ligt, is alle verkeer, dat niet langs den met moeite open gehouden hoofdweg loopt, afgebroken. Meeren, heuvels, akkers en kreupelhout, alles is genoegzaam in ééne golvende vlakte herschapen, waar zelfs de huizen half uit te voorschijn komen. Nu bindt zich de boer en de jager lange smalle planken onder den voet, die, van ligt hout vervaardigd, van onderen bekleed zijn met rendierenhuid, waarvan het haar naar achteren zit. Deze planken, die van voren zacht naar boven gekromd zijn, hebben eene breedte van vijf Rijnl. duimen; de regter is twaalf voet, de linker negen voet lang, en zij worden met een riem om den voet vastgegespt.—Dit schoeisel nu heet: skidor, schie. Ook de paarden dragen eene soort van ronde schijven onder den voet, vervaardigd van gevlochten takken, drie palm in doorsnede, skarbogar genoemd.