Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/627

Deze pagina is gevalideerd
201
OVER HET ONWEDER.

Welk verband tusschen hen en de elektriciteit bestaat durf ik niet beslissen; eigenlijk behooren zij niet tot de bliksemstralen, ofschoon zij veeltijds zich bij onweders vertoonen. Zij leveren echter naar mijne bescheiden meening, een duidelijk bewijs op van krachtige scheikundige verbindingen gepaard met ontwikkeling van elektriciteit in den dampkring onzer Aarde, die regt geeft tot de onderstelling, dat ook daarin eene opwekking van elektriciteit plaats vindt.

Het is ieder mijner lezers bekend, dat eene onweersbui niet ééne enkele, maar honderde bliksemstralen voortbrengt. Men herinnere zich slechts, op hoe vele plaatsen, dikwijls ver van elkander gelegen, dezelfde bui achtervolgens wordt waargenomen. Eene donderwolk moet alzoo geen goede geleider zijn, want anders werd zij door eene enkele uitbarsting nagenoeg ontladen. De reeds genoemde peltier heeft zeer vele waarnemingen op hooge bergen in het werk gesteld, om de vorming en werking dezer buijen te leeren kennen. Hij verklaart dat de wolken uit millioenen fijne waterbolletjes bestaan, die elkander niet aanraken, maar van elkander afgescheiden rondwentelen en op- en nederspringen. Ieder bolletje wordt door eene eigene afstootende kracht van zijne soortgelijken verwijderd gehouden, zoodat de onweersbui bestaat uit de som van al de vrij werkende krachten dezer kleine deeltjes. Hun geheel levert geen goeden geleider op, zoodat de wolk evenmin plotseling tot den onzijdigen toestand van elektriciteit kan terug worden gebragt, als bijv. een gewreven lakstang, of een dergelijke slechte geleider der elektriciteit.

Peltier bragt zes dagen op den top van een der Alpen door, om deze verschijnsels naauwkeurig te bestuderen. Naar zijn verhaal geloof ik, dat zoodanig verblijf te midden van donderwolken voor velen niet zeer uitlokkend zoude zijn. Zoo hoorde hij duidelijk het gesis van de elektriciteitswisselingen tusschen kleinere en grootere gedeelten der wolken. Zijn hoofdhaar rees omhoog, en, bij het opsteken der vingers, gevoelde hij de prikkeling der elektrische vonken op de toppen. Men ziet hieruit, dat de liefde tot de wetenschap dikwijls met groote gevaren gepaard gaat.

Gewoonlijk schieten de bliksemstralen hetzij van wolk tot wolk, 't geen wel het meeste zal geschieden, of naar de Aarde heen. Maar