de meeste stof geeft om in trotsch bewustzijn van menschenkracht het hoofd omhoog te heffen, geeft ons, van eene andere zijde beschouwd, ook weder reden om dat hoofd te buigen in nederigheid, door ons luide te herinneren aan menschelijke beperktheid en onvolkomenheid. Maar ook zelfs deze beschouwing behoeft ons niet te ontmoedigen. Wij zien het in de geschiedenis van alle bewerkingen, van allen menschenarbeid: de mensch neemt, wel is waar, het gebrekkige in zijn werk als iets onvermijdelijks aan, en poogt wel aanhoudend dit te verminderen, maar denkt er niet aan om het geheel weg te nemen; hij tracht naar volmaking, maar nooit naar volmaaktheid; doch dit geldt alleen voor de afzonderlijke menschenwerken, elk op zich zelf beschouwd. Voor en door het geheel, in verbinding van het een wat de mensch voortbrengt met het ander, tracht het menschdom naar volmaaktheid. De mensch schikt zich lijdelijk in het onvolmaakte van eenigen arbeid, maar niet in de gevolgen daarvan. Hij tracht veeleer altijd die gevolgen door iets anders, iets dat hij niet in het werk aanbrengt, maar dat hij daarnevens stelt, geheel weg te nemen of althans voor hem onschadelijk te maken, en juist in het uitdenken en aanwenden van zulke hulpmiddelen toont zich de menschelijke geest bijzonder vruchtbaar, rijk en bewonderenswaardig.
Een voorbeeld moge ophelderen wat in deze beweringen nog duister kan zijn. Elk zakuurwerk, ook het meest gewone, mag met volle regt een monument van menschelijke vindingskracht en studie en vlijt worden genoemd. Het kan zoo worden vervaardigd, dat het in zijne werking bijna volkomen is; maar dan heeft het een ander gebrek, dan is het zoo duur, dat slechts zij het kunnen bekomen, voor wie eene naauwkeurige kennis van den tijd minder belangrijk mag worden genoemd dan voor vele anderen, buiten wier bereik het dan ligt. Daarom vergenoegen deze zich met veel goedkoopere en dus ook in dezelfde reden minder volmaakte uurwerken. Maar de uitwerkselen van die onvolmaaktheid tracht men weg te nemen op velerlei wijzen, vooral door de publieke uurwerken. Zijn deze door hunnen aard, op vele plaatsen door hunnen ouderdom, onvolmaakt, ja gebrekkig, in de laatste jaren heeft men geleerd ze geheel anders aan te wenden,