Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/645

Deze pagina is gevalideerd
219
ELEKTRISCHE UURWERKEN.

overvallen. Ter zijde van dit balletje zitten de metaalplaatjes K en I, die elk een vooruitstekend platina puntje dragen, waartegen het balletje bij de beweging des slingers kan raken. C N en N C zijn twee hoefvormige staalmagneten, zoo geplaatst, dat het met draad omwonden ijzeren slingergewigt tot tusschen de polen van elk kan komen. De uitvinder houdt dezen slinger, maanden achtereen, in beweging met den uiterst zwakken stroom, die door eene in den vochtigen grond begraven zinkplaat F met eene daar tegen over staande koperplaat G wordt opgeleverd. Een geleiddraad, aan F verbonden, loopt door de kas des slingers naar de ophangplaat B. Een andere loopt van G naar de beide contactplaatjes K en I. Brengt men den slinger naar regts in beweging, dan raakt spoedig het platina knopje E aan het puntje van I; de stroom gaat, zoodra dit het geval is, in de door de pijltjes aangewezen rigting van de zinkplaat door de omwinding van het ijzeren slingergewigt en zoo verder, en dan vindt er eene aantrekking plaats tusschen dit en den regtschen magneet, die den slinger in zijne beweging helpt. Vóór dat deze evenwel zijn hoogste punt bereikt heeft, staat hij schuins genoeg om het platina balletje te doen overvallen, waardoor de stroom verbroken wordt en de slinger dus vrij kan terugkeeren. Bij dien terugkeer raakt het platina balletje al spoedig aan het platina puntje van K; de stroom gaat dan weer even als te voren, en de slinger wordt nu door de aantrekking van den linkschen magneet in zijne beweging geholpen, maar ook even spoedig als te voren weder vrijgelaten. Hij blijft dus door den stroom, dien hij zelf op de juiste oogenblikken doet gaan en weder verbreekt, in voortdurende beweging, en het komt er nu slechts op aan, om die beweging door raderwerk op de uur- en minuutwijzers van eene gewone wijzerplaat over te brengen. Dit geschiedt door eene inrigting, slechts weinig verschillende van die, waardoor in elk slingeruurwerk de slinger met het raderwerk in verband wordt gebragt. De hier achterstaande figuur kan daarvan een denkbeeld geven. Het radje N kan zich om een spilletje vrij bewegen. Van achteren aan het uiteinden van het Λ vormig stukje T zitten twee pennetjes, die een van beide tegen de tanden van het radje aandrukken, als dit stukje heen en weder wordt bewogen. De vorm