Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/666

Deze pagina is gevalideerd
240
DE DOOD, PHYSIOLOGISCH BESCHOUWD.

in disharmonie geraken, zoo is ook de achteruitgang, de inwikkeling bij den grijsaard geene ziekte, zoo lang deze bij alle verrigtingen nagenoeg in dezelfde mate plaats heeft, en de onderlinge overeenstemming der verrigtingen dus bewaard blijft.

Intusschen is het eene waarheid, dat, even als de eerste kindsheid, zoo ook de hoogste ouderdom meer dan het overige des levens geneigdheid bezit tot ziekte. Hoe jonger het kind is, des te sneller is de gang der ontwikkeling; hoe ouder de grijsaard, met des te rasser schreden gaat de inwikkeling voort. Maar daarom ook in beide gevallen meer kans op verbreking van het evenwigt der verrigtingen op zulk eene wijze, dat daardoor ziekelijke storingen ontstaan.

Zoo gaat dan nu bij een natuurlijken, gezonden ouderdom de inwikkeling voort, altijd trapsgewijze, maar met langzamerhand versnelde schreden. Eindelijk moet er nu toch een tijdstip komen, waarop eene der hoofdverrigtingen in zoo verre te kort schiet, dat zij op de overigen niet meer dien invloed vermag uit te oefenen, welke voor de blijvende werking van deze laatsten de voorwaarde is. Er moet, ook bij eene volstrekt gelijkmatige afneming van alle verrigtingen, een oogenblik komen, waarop de invloed van eene, ofschoon daarom niet dadelijk geheel ophoudende, toch ongenoegzaam wordt om in de behoeften der overigen te voorzien. Maar dan is ook de harmonie van het organisme onherstelbaar verbroken; de overige levensverrigtingen, verstoken van genoegzame medewerking, nemen snel in werkzaamheid af, weigeren wederkeerig hare hulp aan de 't eerst te kort schietende, en weldra staan allen stil en het leven is voor altijd uitgedoofd.

Welke verrigting zou het nu zijn, van wier gebrekkig geworden uitoefening in gewone gevallen de natuurlijke dood uitgaat? De bloedsomloop zal het niet zijn; want bij den natuurlijken dood altijd, bij den tegennatuurlijken meestal, sterft het hart het laatst. Reveillé-Parise wil, dat de ouderdom zou beginnen van de ademhalingswerktuigen, de longen; zoo zou men dan kunnen vermoeden, dat ook de dood daarvan uitgaat. Maar de ouderdom gaat van alle organen uit, en het zijn bij lange na niet altijd de ademhalingsverrigtingen, welke in hare verminderde werking de allereerste