Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/678

Deze pagina is gevalideerd
252
OVER PARELEN

de schalen aan,[1] waardoor de vormen op hunne plaats blijven. Daarop worden de mossels één voor één in kanalen of beken of vijvers op vijf of zes duim afstand, van twee tot vijf voet diep onder water geplaatst, somtijds vijftig duizend in getal.

Wanneer de schelpen eenige dagen na de inbrenging der vormen opgehaald worden, ziet men die vormen aan de schelpen bevestigd door eene vliezige afscheiding; later is dat vlies met kalkstof doordrongen, en eindelijk zijn er lagen van parelemoer rondom elke kern ontstaan, welke vorming overeenkomt met die van kalkachtige concrementen in andere dieren. Eene streep van parelemoer strekt zich gemeenlijk van den eenen knobbel tot den anderen uit en verbindt allen te zamen.

In November worden de schelpen met de hand geopend, het dier uitgesneden en de parelen met een scherp mes losgemaakt. Wanneer de kern der parelen uit parelemoer bestond, wordt zij niet weggenomen; maar de aarden of metalen vormen worden weggesneden, gesmolten gele hars wordt in de holte gegoten en de opening met een stuk parelemoer kunstig gesloten. In dien toestand gelijken de meer dan halfronde parel-huidjes in glans en schoonheid zeer naar de solide parelen, en kunnen voor eenen prijs verkocht worden, die het voor elk mogelijk maakt zich daarvan te voorzien; juweliers zetten ze in hoofdsieraden, armbanden en andere vrouwelijke sieraden. Die parelen, welke zich om Buddha-beeldjes gevormd hebben, worden als amuletten aan de mutsen van jonge kinderen gehecht. Enkele schelpen worden met de daaraan bevestigde parelen bewaard en aan belangstellenden als curiositeiten verkocht, waardoor dan ook thans dergelijke voorwerpen in openbare en bijzondere kabinetten van Europa en Amerika zijn gekomen. Zij zijn gewoonlijk omtrent zeven duim lang en vijf breed, en bevatten eene dubbele of driedubbele rij van parelen of beeldjes; een aantal van vijf-en-twintig der eersten of zestien der laatsten aan elke schaal. Het is een merkwaardig physiologisch verschijnsel, dat het dier in een zoo kort tijdsbestek een omkleedsel van parelemoer over al deze ligchamen afscheidt


  1. Of liever trekt de schalen krampachtig tegen zijn ligchaam.
    J.V.D.H.