Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/689

Deze pagina is gevalideerd
263
DE DOOD, PHYSIOLOGISCH BESCHOUWD.

kant is het even waar, dat, vooral in onzen tijd, die gevallen niet zoo dikwijls voorkomen, als men wel eens hier en daar beweerd vindt; vooral moet men de berigten dienaangaande in de dagbladen mistrouwen, daar het zoo dikwijls bij behoorlijk onderzoek blijkt, dat deze geheel ongegrond zijn. Toch blijft de mogelijkheid van levend begraven te worden bestaan, want er bestaat een schijnbare dood, een schijndood, en het is daarom, dat men regt heeft te zoeken naar een onbedriegelijk teeken van den dood. De duidelijke sporen van de beginnende verrotting zijn zulk een teeken, want waar die zich vertoonen, heeft men ongetwijfeld een lijk voor zich. Maar is het volstrekt noodig die teekenen af te wachten, en zou men nooit tot het begraven mogen overgaan, voor ze zich vertoond hebben? Waren er met het bewaren van een lijk, tot den tijd toe, dat de ontbinding aanvangt, geene groote zwarigheden verbonden, dan zou die vraag weinig te pas komen; maar er bestaan daartegen vaak zwarigheden en dikwijls zeer groote, getuigen de lijkenhuizen, die men opgerigt, of wier oprigting men vroeger vaak aanbevolen heeft. Ik meen echter op die vraag gerust te mogen antwoorden, dat wanneer de opgegeven verschijnselen van den dood allen aanwezig zijn, men de beginnende ontbinding niet behoeft af te wachten. Vertoonen zich daarentegen slechts enkele van die verschijnselen, dan is het zaak om de grootste voorzigtigheid in acht te nemen, en liever de begraving uit te stellen tot zich de ontbinding openbaart, welke, zoo de dood werkelijk voorhanden is, nooit zal achterwege blijven, en die men des noods door het aanbrengen van warmte bevorderen en vervroegen kan. Men zou kunnen tegenwerpen, dat, als de ademhaling en de bloedsomloop hebben opgehouden, dit op zich zelf een zeker teeken van den dood zijn moet. Dit is zeker waar; doch het is genoeg bekend, dat die verrigtingen somtijds schenen opgehouden te hebben, en toch nog in uiterst geringen graad moeten hebben voortbestaan, daar het leven later terugkeerde, hetgeen zonder dat niet had kunnen geschieden. In de laatste jaren heeft men, naar aanleiding van een geschrift van den Franschen geneeskundige bouchut, het onderzoek van het hart door het gehoor, de auscultatie, op het onderscheiden van