Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/786

Deze pagina is gevalideerd
360
TOONEELEN UIT HET LEVEN VAN EENEN

van een gevecht tusschen eenen rhinoceros en eenen leeuw, en vlak in zijne nabijheid ving een andere leeuw eenen blaauwbok, wiens gekerm, vermengd met het brullen des leeuws, een tijdlang een vreesselijk concert maakte. Het weder was koel doch stil, de hemel bewolkt, en verre bliksemstralen verlichtten van tijd tot tijd zijne ellendige legerstede.

Eindelijk brak de lang gewenschte dag aan, en gelukte het aan wahlberg, met veel pijn en moeite, want zijne voeten waren sterk gezwollen, eene kraal te bereiken, waar hij tot zijne blijdschap zijn geweer vond, dat de weggeloopen gids, dien hij niet weder zag, daar gelaten had.

Na uitgerust te hebben, begaf hij zich met eenen nieuwen gids op weg, en zoo kwam hij, na nog vele omzwervingen, eindelijk op nieuwjaarsavond, derhalve na eene afwezigheid van vier weken, weder bij zijne wagens aan. Daar wachtte hem eene nieuwe teleurstelling. Alle zijne ossen waren ziek of reeds dood. Als de voornaamste oorzaak daarvan werd de steek van eene zwarte vlieg beschouwd, die de inboorlingen Tzetze noemen, In den loop van acht dagen stierven nog tien ossen op den terugtogt, die hierdoor uiterst bezwaarlijk werd, vooral in eene streek, waar geene gebaande wegen zijn, en men de bosschen slechts doortrekken kan langs de paden of gangen, die door rhinocerossen, rivierpaarden en buffels gemaakt zijn.

Zonder trekvee en, wat niet minder erg was, zonder geld om nieuwe ossen te koopen, besloot wahlberg, den 31sten Januarij 1844, een zijner Hollandsche bedienden, koos joubert, bij de wagens te doen blijven, en met willem en de hem verzellende kaffers zich te voet weder terug te begeven naar de streek, waar de meeste olifanten voorkomen. Hij wilde trachten eenige van deze dieren te schieten, alleen om hunne slagtanden meester te worden. Deze moesten hem namelijk de middelen verschaffen om daarvoor ossen in te ruilen, die zijne wagens, beladen met de vruchten van zijnen togt, verder zouden voorttrekken.

Na vijf dagen kwamen zij op de plaats, waar de reeds vermelde Limpopo en eene andere rivier, de Moriqua, zamenvloeijen, en hier