Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/805

Deze pagina is gevalideerd
375
NOG EEN WOORD OVER DE ZOOGENAAMDE AZTEKEN.

hij mij wat hij verrigt had, deed toen, voor zoover zijne gebrekkige voeten zulks veroorloofden, eenige sprongen door het kleine vertrek, onder het uiten van vreugdekreten, en plaatste zich herhaalde malen voor zijnen begeleider en voor mij, om ons zijn kunststuk te doen bewonderen. Eerst de terugkomst van den photograaph met eene nieuwe plaat maakte aan deze luidruchtige teekenen van zelfvoldoening een einde. Trouwens het was welligt zijne eerste uitvinding!

Niemand zal, vertrouw ik, deze mededeelingen voor te kinderachtig houden, om daaraan hier eene plaats te geven. Integendeel heeft dit door den armen maximo uitgedachte kunststukje, hoe allereenvoudigst ook, eene diepe beteekenis. Het doet in hem den mensch erkennen. Zijne hersenen zullen vermoedelijk ter naauwernood in omvang gelijk staan met die van een der grootste anthropomorphe aapsoorten, maar geen orang noch chimpansee zouden doen wat hij gedaan heeft.

Gaarne erken ik, dat dit tooneel, vooral de uitbundige blijdschap van den door de natuur zoo misdeelden knaap, wiens geheele voorkomen onwillekeurig minder aan een mensch dan aan sommige dieren herinnert, zijne blijkbare behoefte aan belangstelling en deelneming in zijn geluk mij, juist uithoofde der tegenstelling tusschen dit wanstaltige ligchaam en datgene, wat er blijkbaar in zijne echt menschelijke ziel omging, diep geroerd hebben.