Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/831

Deze pagina is proefgelezen
15
WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

daarbij met het borium geene verbinding aangaan, dan verkreeg dit een donkerder kleur, grootere hardheid en digtheid, en onderscheidde zich bovendien van het ongegloeide daardoor, dat het nu niet meer, zoo als te voren, in eene groote hoeveelheid water oplosbaar was.

Wöhler en deville nu hebben andere bereidingswijzen voor het Borium in deze beide toestanden aangegeven, de verschillende eigenschappen in beide gevallen nader bepaald, (hoewel zij het bovengegeven onderscheidingskenmerk: de al of niet oplosbaarheid in water, onvermeld laten), en bovendien is het hun gelukt het Borium nog in eenen derden toestand, van beide vorigen geheel verschillend, te verkrijgen. Wij kennen dus nu drie allotropische toestanden van deze grondstof, even als van de kool, en deze vertoonen met die der laatst genoemde de merkwaardigste overeenkomst. In den eersten dier toestanden is het volkomen amorph; het is die, waarin het oorspronkelijk werd verkregen. In den tweeden is het nog ondoorschijnend, even als in den vorigen, maar in blaadjes gekristalliseerd, het herinnert in alle bijzonderheden aan het graphiet, en wordt dan ook door wöhler en deville Bore graphitoïde genoemd. In den derden, tot nu toe geheel onbekenden toestand eindelijk, is het doorschijnend, rood of geelachtig (waarschijnlijk door zeer geringe hoeveelheden vreemde stoffen) gekleurd, breekt het licht als diamant, en vertoont daardoor denzelfden eigenaardigen glans. Bovendien is het genoegzaam even hard als deze. "De Corindon of oostersche Robijn," zegt deville, "is na den Diamant de hardste van alle bekende ligchamen en kan alleen door dezen laatsten gekrast worden. Welnu, ook de Borium-diamant krast den Corindon met het grootste gemak." Nadere proefnemingen zullen bepalen of deze met den gewonen diamant in hardheid merkelijk verschilt, en zoo ja, welke het hardst is. Het is nog niet gelukt kristallen te verkrijgen, die niet uit een aggregaat van zeer kleine afzonderlijk gevormde kristallen beslonden en tegelijk groot genoeg waren om eene juiste bepaling van den kristalvorm mogelijk te maken.

In eenen vorigen arbeid had deville het bestaan van gelijksoortige, hoewel niet zoo sterk sprekende, analogiën van het Silicium met de kool aangetoond. Het Borium plaatst zich nu tusschen beiden en vertoont zich dus als een veel belangrijkere stof, dan men vroeger vermoed had, belangrijk voor de theorie en, door zijne hardheid en andere eigenschappen als het gekristalliseerd is, misschien in het vervolg nog belangrijker voor de praktijk.

Om het zoo te verkrijgen, smelten wöhler en deville 80 grammen aluminium en 100 grammen boraxzuur te zamen en houden dit gedurende