grondstof der tweekleppige schelpen zou overeenkomen of identisch zijn met de Chitine der Insekten en Crustaceën (Froriep's Notizen, 1857 Nr. 9).
Bliksem en donder komen steeds te gelijk voor, gelijk, raillardheeft aangetoond (Comptes rend. T. XLIII p. 816). Wel is waar ziet men soms bij nacht bliksem zonder donder te hooren, gelijk men ook bij dag donder hoort zonder bliksem te zien, maar dit is gemakkelijk te verklaren. Elke bliksem is altijd van eene en dezelfde soort. De zoogenaamde kogelvormige, die nu en dan onder onweêrswolken zijn waargenomen, en volgens eenige natuurkundigen eene (twijfelachtige) verwantschap met geözoniseerde zuurstof zouden bezitten, behooren even zoo weinig tot de kategorie des bliksems, als de dwaallichten, vuurkogels en andere lichtende verhevelingen. Bij het weerlichten geschiedt de ontlading beneden den horizon (zoodat het zelfs plaats kan hebben bij eenen voor den waarnemer volkomen helderen hemel), of achter eene wolk- of regenbedekking. Is deze bedekking niet digt genoeg, dan vertoont zich de vonkstraal als eene niet scherp begrensde gekleurde streep van licht. In waarheid is echter iedere bliksemstraal een scherp begrensde, meer of minder breede lichtdraad, gelijk wij die kunnen waarnemen bij het overspringen van een elektrischen vonk. De sterkte van het geluid is geëvenredigd aan de grootte van den overspringenden vonk. Er kunnen gevallen voorkomen, waar (bepaaldelijk in den nacht) de afstand van de plaats der ontlading nabij genoeg is voor den indruk des lichts, maar te ver verwijderd voor de waarneming van het geluid, in welke rigting ook; het omgekeerde kan bij dag plaats grijpen. Men heeft het weerlichten in verband willen brengen met het elektrisch licht in het luchtledige; maar men moet hierbij indachtig zijn, dat de digtheid der lucht op de hoogte der onweêrswolken nooit zóó gering is, als in de luchtledige of met zeer verdunde lucht gevulde toestellen, door welke de elektriciteit zonder eenig gedruisch heen gaat. Bovendien volgen in de zonder twijfel op aanmerkelijke hoogte zeer verdunde lucht, de bliksemstralen elkander snel op, daar de slagwijdte omgekeerd evenredig is aan de digtheid der lucht, en zijn zij daarom in die tot verwekking en voortplanting van het geluid minder geschikte luchtlagen, reeds op zich zelf van geringere sterkte.