zelfde voorwerp twee stereoskopische afbeeldingen nevens elkaar op het scherm te werpen, die, in het oog van den toeschouwer tot dekking gebragt, hem dat voorwerp en relief doen zien.
Chineesche bliksemafleiders.—Alle chineesche torens, van de eenvoudigste, geheel houten, tot de prachtige van Nanking en van Toeng sjang foe, zegt de heer marchal van Lunéville in eene mededeeling aan de fransche Akademie, zijn aan den top voorzien van een houten stang, in een ijzeren bol met een spits eindigende, Aan dezen bol zijn ijzeren ketens vastgemaakt, die naar de hoeken van den toren loopen; op welken afstand van den grond deze ketens gewoonlijk eindigen, wordt niet vermeld. Negen ijzeren kransen of hoepels, boven elkaar geplaatst, verbinden de ketens onderling. Volgens den heer marchal zouden deze ijzeren toevoegsels, des te opmerkelijker daar de Chineezen weinig gebruik maken van ijzer bij het bouwen, tot niets anders dan tot bliksemafleiders kunnen bestemd zijn. Hij heeft zulk een toren dan ook eenmaal door den bliksem zien treffen, zonder dat hij daardoor in het minste werd gedeerd.
Wij willen de mogelijkheid, dat deze inrigtingen tot bliksemafleiders zijn bestemd en zelfs dat zij als zoodanig goede dienst doen, geenszins ontkennen, hoewel wij, om hare werking als zoodanig te kunnen verklaren, nog vele nadere toelichtingen zouden noodig hebben aangaande den bovengenoemden afstand en andere afmetingen, en vooral ook aangaande de materialen waaruit die torens zijn gebouwd. De wijze evenwel, waarop de heer babinet, bij het indienen der bovenstaande mededeeling aan de Akademie, van de afleidende werking dier inrigtingen heeft gepoogd rekenschap te geven, komt ons volstrekt strijdig voor met alle gezonde begrippen aangaande de elektriciteit, zonder dat één bekend verschijnsel die in de verte zoude ondersteunen, "De ijzeren bol"—wij vertalen zijne woorden zoo letterlijk, als mogelijk is—"de ijzeren bol ontvangt de ontlading; de ketens verdeelen die onderling en geven aan elken elektrischen vloed eene regtlijnige rigting, die hij bij het verlaten der ketens, volgens de algemeene wet der inertie, behoudt; de ontladingen zullen dus den grond raken op eenen genoegzamen afstand van den voet des torens, om dien niet te beschadigen."
Wij onthouden ons van alle aanmerkingen op deze fraaije verklaring, en zouden haar zelfs niet hebben aangehaald, indien zij ons niet voorkwam een bewijs te behelzen voor de noodzakelijkheid, om eindelijk eens voor