Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/883

Deze pagina is proefgelezen
67
WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

aardschen arbeid gebezigd worden, en van het licht verstoken zijn, verliezen eindelijk alle haren, even als ook de oogen wezenlijke veranderingen ondergaan. Daar men, luidens de mededeeling van F., niet weet, van waar het door hem vermelde paard afstamt, zoo kan het wel zijn, dat het van ouders afkomstig was, die de genoemde verandering ondergaan en haar eindelijk op hunne nakomelingschap overgedragen hebben. (Froriep's Notizen. 1857. Bd. II. S. 329).

D. L.
 

De eigenlijke aard van het Staal. De Heer c binks heeft voor weinige weken in de Society of Arts te Londen eene voordragt gehouden: "over sommige verschijnselen bij de bereiding van ijzer en bij de verandering van ijzer in staal," die ons bekend is geworden door een verslag daarvan in het Mechanics magazine van Julij. Staal wordt tot nog toe gehouden voor eene verbinding van ijzer met omstreeks l pCt. koolstof, veelal, wel is waar, ook met andere stoffen vermengd of verbonden, maar waarin toch deze laatste naar aard en hoeveelheid zoo veranderlijk zijn, dat zij niet als wezenlijke bestanddeelen van het staal mogen worden beschouwd. Door de onderzoekingen van schafhäutl en marchand weet men welke bijzondere rol de stikstof, vooral in hare verbinding met kool, als Cyanogenium, bij den overgang van ijzer tot staal door cementatie speelt. Binks haalt de namen dezer onderzoekers aan, maar, naar het boven aangehaald verslag te oordeelen, schijnt hem hun arbeid slechts onvolkomen bekend te zijn. Hij ziet in de stikstof meer dan een voermiddel voor de kool bij de cementatie, en beweert dat zij een wezenlijk en noodzakelijk bestanddeel van het staal uitmaakt. Hij geeft de uitkomsten aan van een groot aantal proefnemingen, die allen het vóór hem bekende feit bewijzen, dat gloeijend ijzer alleen dan tot staal kan overgaan, wanneer het gedurende een genoegzamen tijd in aanraking wordt gehouden met zelfstandigheden, die nevens kool- ook stikstofhoudend zijn. Bovendien geeft hij de analyse van eenige staalsoorten, die omstreeks 15 pCt. stikstof tegen driemaal zooveel koolstof bleken te bevatten.

In de discussie, die op deze voordragt in de Society of Arts volgde, werd teregt gewezen op de omstandigheid, dat des sprekers beschouwing van de stikstof als noodzakelijk bestanddeel van het staal niet gemakkelijk overeen te brengen is met eenige bekende feiten, vooral niet met de bereiding van staal door gedeeltelijke ontkooling van gietijzer en door zamensmelting van dit met staafijzer, welke beide, ook bij zijne eigene