Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/890

Deze pagina is proefgelezen
74
ALBUM DER NATUUR.

bewerkt. Er is geen afzondelijke musculus sterno-hyoideus; hetgeen daaraan beantwoordt schijnt het sternale gedeelte van den musculus sternoglossus te zijn. De lange, dunne tong, die zeer ver kan worden uitgestoken, is door een glad en glinsterend epithelium bedekt; behalve twee platte papillœ vallatae op den rug van de tong, nagenoeg 2 duim vóór het uiteinde van het frenulum, worden er geene tepeltjes op de tong bespeurd. De spierachtige zelfstandigheid van de tong wordt gevormd door het tong-gedeelte van de musculi sternoglossi, door de musculi genioglossi en door de eigene tongspieren.

De buikingewanden worden hier in hunne ligging en uitwendigen vorm slechts voorloopig beschreven. Het slijmvlies van den mond vormt eene soort van keelzak aan den grond der tong. De geheele lengte van het darmkanaal was 34 voet [de verhouding tusschen deze lengte en die van den romp is nagenoeg gelijk aan 8,7:1]. De dunne darmen vertoonen geene vlokjes (villi) voor het bloote oog; het onderste gedeelte van de dunne darmen (het grootste gedeelte van het ileum) heeft eene doorloopende, overlangsche, vrij breede plooi, aan de zijde, die tegenover de aanhechting van het darmscheil ligt. Een blinde darm ontbreekt; het colon verwijdt zich plotseling; hier verdikt zich de spierrok eenigermate; eenige vlakke, dwarsche plooijen worden aan den aanvang van het colon opgemerkt, maar in de vaatrijkheid of in de overige structuur van het slijmvlies wordt geene verandering bespeurd. Bijzonder merkwaardig zijn de speekselklieren, wier afscheiding de tong met een kleverig vocht bedekt. De onderkaaksklieren vormen eene zestien duim lange massa, die van achteren één is, door de vergroeijing van de twee zijdelingsche deelen. Dit vereenigde gedeelte is twee duim dik; de zijdelingsche deelen strekken zich van het schoudergewricht tot voor den hoek der kaak uit. Onderscheidene speekselkanalen vormen aan weerszijde op 9 of 10 duim afstands van het voorste uiteinde eene verwijding; eerst later gaat uit die verwijdingen eene enkele uitvoerende buis aan elke zijde. Ook de andere speekselklieren zijn aanwezig. De parotiden zijn klein, maar onderscheiden zich door eene zeer enge en daarbij merkwaardig lange uitvoerende buis (van ½ lijn diameter en 11 duim lengte).

J. v.d. H.
 

Eenige ornithologische opmerkingen uit Dr. g. hartlaub's System der Ornithologie West-Afrika's (Bremen 1857) mogen hier eene plaats vinden.

De koekoek van West-Afrika (Cuculus gabonensis) legt, evenals de Europeesche (C. canorus) zijne eijeren in de nesten van andere vogelen. Een reiziger merkte op, dat een dergelijke koekoek drie eijeren legde in