Pagina:Album der Natuur 1856 en 1857.djvu/904

Deze pagina is proefgelezen
88
ALBUM DER NATUUR.WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.

verscheidenheid der honden in gestalte en grootte eene analogie verkrijgt, b.v. in de zoo verscheidene hybride cultuurplanten, en, in het dierenrijk, in de hoenders. Van groote beteekenis zijn ook de overeenkomst der verwilderde honden met den jakhals, en de toenadering en vriendschap tusschen beiden. Ook de verwilderde paarden naderen weder tot de oorspronkelijk wilden; geiten, die van geslacht tot geslacht het grootste gedeelte des jaars vrij in het gebergte omdwalen, zooals in Dalmatië en vele streken van Italië, gelijken zeer op de wilde Bezoärgeit (Capra Aegagrus); bonte konijnen, die vrij gelaten worden, krijgen na verloop van eenige jaren jongen, die van de wilden niet te onderscheiden en volkomen wild zijn.

Dat over 't geheel de jakhals hier de grootste rol speelt, schijnt mij te blijken uit den vorm der hondenschedels. En het zal eindelijk ook wel niet bloot toevallig zijn, dat de oude cultuurlanden der menschheid, van Indië af tot de landstreken aan de Middellandsche zee toe, nagenoeg geheel overeenkomen met het vaderland van den jakhals."

D.L.
 

Oogen van Mumiën.—In de laatste tijden van de regering der Incas werden, bij het overlijden des konings of van een ander aanzienlijk persoon, vele menschen levend begraven in eenen heuvel bij Arica, waaruit zij thans, gedeeltelijk zeer goed bewaard, als natuurlijke mumiën opgegraven worden. Het meest wekten hunne glinsterende en genoegzaam doorschijnende oogen, wier omvang geëvenredigd scheen aan den ouderdom der begravenen, de bewondering op. Kapitein trébuchet heeft eenige dier oogen aan de Académie des Sciences aangeboden, en jobert bevond dat zij kunstproducten waren. Payen vond door chemische en mikroskopische behandeling, dat zij bestaan uit 6 of 7 gepolijste, dunne, doorschijnende, kegelvormige doppen van geelwit of roodachtig hoorn, die naauwkeurig in elkander passen en met elkander verbonden zijn door dunne lagen van gelatine. Het geheel was bedekt met een uiterst dun, taai en aan de randen der doppen vastklevend vliesje. Oogen schijnen in Peru voorwerpen van vergoding geweest te zijn; de glinsterende oogen van zekere vogels werden vereerd, en de nachtuil zelfs "om de schoonheid zijner oogen" aangebeden. (Compt. rend. XLIII. 707).

D.L.